Live

The Daily Indie stapte uit de comfortzone en bezocht MTV Presents REC.


7 november 2016

Een mix van North Sea Jazz en Pitch, maar dan jonger en zwarter. Dat is hoe MTV REC zich omschreef toen ze het gloednieuwe festival lanceerde. In The Central District te Rotterdam werd er twee dagen lang gedanst en gezweet op muziek van Skepta, Santigold en Rhye. Iets wat je niet direct in verband zou leggen met een medium gewijd aan langharige hipsterbandjes. Toch leek het de muziekliefhebber in mij een goed idee om eens een bezoekje te brengen aan een subcultuur die misschien wat verder van de onze staat: R&B en soul.

Mijn avontuur begon vrijdagavond bij Klyne. Ik kende ze niet goed, maar had weleens van het duo gehoord en betrad nieuwsgierig de bovenzaal van de Annabel. Ik installeerde me – bij gebrek aan betere houding- tegen een pilaar midden in de zaal en bestudeerde mijn omgeving. Veel publiek was er niet gezien het vroege tijdstip, maar ik kon al meteen merken dat de bezoekers van REC cultureel diverser en vooral meer urban gekleed waren dan wat ik gewend ben van andere festivals. De sfeer voelt haast meer aan als een avondje clubben dan simpelweg bandjes kijken. Onwennig, maar zeker interessant.

 

Klyne was de juiste keuze om mijn experiment af te tasten. De mannen hadden mij met hun soulvolle Disclosure-vibes het gevoel gegeven alsof ik me nog wel flink thuis zou kunnen voelen op dit festival. De elektronische popgeluiden in combinatie met de zwoele vocalen gaven mij een prima opstapje voor de rest van de avond. Althans, dat dacht ik.  Adlibs, navelpiercings en een string die boven een broek met camouflageprint uit piept (zeer Beyoncé) overrompelen mijn zojuist aangepaste verwachtingen na Klyne. Sevdaliza serveerde moombahton-beats afgewisseld met donkere R&B, waardoor de indie-fanaat in mij even flink moest acclimatiseren. Daarin leek ik echter duidelijk alleen. Voor mij bewoog een donkere man zijn heupen synchroon met de zangeres op het podium en ook de rest van de zaal leek in trance door de sensuele dame. Tot het einde blijven lukte mij niet, dus wisselde ik de zaal in voor een menuutje bij de Burger King.

 

Terrace Martin & The Polly Seeds bracht ons nog wat verder van huis. Hoe knap ik het ook vind, ik kan me maar niet in die lange, instrumentale nummers vinden. Meer dan eens begon ik met vroegtijdig klappen, om vervolgens het zwijgen op te worden gelegd door afkeurende blikken. Nope, jazz of soul kan ik heus waarderen, en de charme van Terrace Martin liet mij lachen, maar aansluiten bij de vinger-knippende mensen in het publiek kon ik niet. “Jezus, wat is dit verfijnd”, zegt een jongen naast me. Dat zal ook vast wel, maar doe mij maar even een uptempo nummertje om de energie weer een beetje op te pompen.

 

Mount Kimbie is de verademing die weer even alles rechtzette. De vierkoppige band heeft een zware vibe die je doet denken aan James Blake en het publiek heeft veel weg van hoe ik die het beste ken: spijkerblousen en tote bag. Toch lijkt het alsof er minder gedanst wordt en ook de temperatuur gedaald is. Of is dit een onverwachts gevolg van mijn avontuur? Met het gevoel eindelijk weer eigen terrein betreden te hebben, trotseerde ik de rest van de avond met goede moed.

 

Eindigend bij Skepta, wist ik dat mijn experiment compleet was. Publiek dat met één hand in de lucht massaal op en neer gaat, een dreunende bas die de huig in je keel laat trillen, snapchattende crew op het podium en een springende kerel met een microfoon tegen zijn lippen. Het valt niet te ontkennen: vanuit mijn stille positie op het balkon zit ik flink te genieten. Energie gierde door de ruimte. Elk nummer opnieuw vormde er een moshpit en elke nummer opnieuw stormde de massa in het midden net zo enthousiast op elkaar af. Al blijft het gevoel knagen dat ik hier niet echt tussen hoor, toch lijk ik de enige die zich daar druk om maakt. Het publiek vormt een samenstelling van een groot scala aan mensen, en wat is dat mooi.

 

Vooruit, op bepaalde momenten hoopte ik dat niemand zag hoe ik uit het ritme klapte en ja, ik heb me nog nooit zo underdressed gevoeld. Maar ik zou niemand vertellen dat het geen goed idee is om een keer een bezoekje te brengen aan een festival dat je niet gewend bent te bezoeken. Zo was het best verfrissend om niet vier bands achter elkaar dezelfde zwarte outfits te zien dragen, maar Santigold in een jas van plastic afval te zien. En zo was het ook zeker aangenaam om je te bevinden in een publiek dat op een compleet andere manier van muziek geniet. Maar de volgende keer ga ik mij toch maar weer tot eigen terrein beperken en met mijn spijkerblouse en tote bag kijken naar langharige hipsterbandjes.