Album Review

Cory Hanson meandert op zijn solodebuut geruisloos tussen walhalla en een weemoedige hel


18 november 2016

Hadden wij op voorhand enige voorspelling moeten doen hoe het solodebuut van Wand-frontman Cory Hanson zou klinken, dan was orkestrale folk niet de uitkomst geweest. Toch is dat – en dus geen megalomane en psychedelische noise – grofweg wat vanaf de eerste tellen de toon is van The Unborn Capitalist From Limbo. Grofweg, want oh, er gebeurt zo veel meer magistraals in dit halfuurtje. 

Gedurende de totstandkoming van de laatste twee Wand-platen en het toeren met Ty Segall als een van de Muggers, lijkt Hanson de tijd gevonden te hebben voor nóg een hobby: schilderen, maar dan niet met verf en penseel. Hanson schilderde in alle subtiliteit met klanken. Een collectie van zijn acht beste werken, getiteld The Unborn Capitalist From Limbo, is het resultaat. Er zijn grote doeken en kleine stillevens, maar voortdurend blijft Hanson trouw aan hetzelfde kleurenpalet en aan dezelfde neo-barokke stijl.

Hoe zich dat in indiejargon laat vertalen? Beeld je in dat Tim Presley van White Fence geen grootgebruiker van stimulerende middelen was, maar een fervent boekenlezer en dat die figuur zich met de akoestische gitaar van Ty Segall en een verhuisdoos vol Pink Floyd-platen maandenlang op een stoffige zolderkamer zou opsluiten in het gezelschap van slechts een strijkkwartet.

The Unborn Capitalist From Limbo is een heleboel, maar het is vooral een plaat met een uniforme en weldoordachte sound. Vanaf de eerste akkoorden van de titel-/openingstrack geraakt zowel Hanson als de aandachtige luisteraar in een state of mind die pas bij het al net zo verfijnde slot op Arrival tot een voorzichtig einde komt – zo voorzichtig dat een kwartiertje stilte naderhand niet zou misstaan. Enkele keren zwelt het volume van zowel Hanson als bijbehorend strijkkwartet aan, zoals op Replica. Minstens zo vaak horen we een nagenoeg gebroken, snikkende zanger, met Violent Moon als toppunt.

 

Een drietal minuten voor Violent Moon bevindt zich echter het ware emotionele zwaartepunt van dit solodebuut in de vorm van The Garden Of Delight. Vederlicht percussiewerk luidt een adembenemend arrangement in met strijkstokken die regelrecht door het beenmerg lijken te gaan. Groots is het goede woord, maar van overdaad is allerminst sprake. Naast muzikaal schilder ontpopt Hanson zich tevens tot muzikaal meesterscheikundige, die zijn partijen tot in perfectie uitbalanceert. Dat ambt wordt ook op Flu Moon uitvoerig geëtaleerd. Van flamenco is het in beginsel niet ver verwijderd. Gaandeweg wordt, weliswaar met minimale middelen – het is en blijft een akoestisch album -, opgebouwd naar een bitterzoet muzikaal orgasme van trommels, gitaren en, alweer, violen.

Geruisloos meanderend tussen walhalla en een weemoedige hel en met een veelheid aan details is dit een plaat die zich, om wederom in kunsttermen te vervallen, openbaart als een drieluik, waarin ieder paneel binnen zijn eigen wereld zijn eigen verhalen vertelt, terwijl het geheel onbetwist een entiteit vormt. Aan de muur met dit meesterwerk. Of nog beter: op de platenspeler, opnieuw en opnieuw.

De plaat komt uit via Drag City en zal dus niet te streamen zijn. Op naar de platenzaak!