De klassieker binnen de rock-‘n-roll-clichés? Het is niet binnen je zonnebril op je neus houden of coke snuiven van de make-upspiegel. Nee, het zwarte leren jack, dat gaat boven alles. Het Antwerpse drietal vernoemde zich ernaar en maakt met overstuurde gitaren, pompende baslijnen en explosieve drums duidelijk waarom.
Nieuwe single Village Peoplevalt bovendien op door zijn eigenzinnigheid. Hier niet de platte bluesrock die we zo goed kennen van Black Box Revelation of The Sore Losers, maar garagerock met internationale allure. Alsof Ty Segall ineens een Vlaamse tongval heeft of Black Sabbath herboren is in België.
Heel ingewikkeld is het allemaal niet, en dat is eigenlijk alleen maar goed. Black Leather Jacket is simpelweg het geluid van drie twintigers die zich hebben verschanst in de studio. Een paar druppels goedkoop bier, een vleugje jonge mannenzweet en stiekem een traantje in de ketel: het resultaat moet dit voorjaar verschijnen in de vorm van een debuutalbum dat klinkt als een caravan die stuitert op een Vlaamse snelweg.
Het is vrijdag en dat betekend dat wij je weer een portie muzikaal huiswerk meegeven om je weekend extra lekker in te gaan. Je huiswerk voor deze week bestaat uiteraard weer uit een greep van de beste releases en singles die deze week het levenslicht zagen.
Wat te denken van Suspirium, een heuse filmtrack uit de handen van niemand minder dan Thom Yorke. Zijn eerste, wel te verstaan. Voor wie het nog niet had meegekregen: hij maakte de track voor de remake van de Italiaanse horrorfilm Suspiria uit 1977. Het is een dromerige alsook jagende track. In dat rijtje van dromerige tracks past ook zeker de nieuwe single van Julia Holter.
Sommige muzikanten nemen jaren de tijd om hun albums keer op keer bij te slijpen en met uiterste zorg hun carrière uit te stippelen. Anderen, die releasen er vooral lustig op los. Niet dat kwantiteit per se afbreuk hoeft te doen aan kwaliteit, hoor. In veel gevallen stelt hun werkwijze veelreleasers juist in staat alle hoeken en gaten van hun sound en stijl te onderzoeken. Het levert soms oeuvres op die ontzettend interessant, maar ook ongelofelijk overweldigend en onoverzichtelijk kunnen zijn. Sommige discografieën zijn zo’n doolhof dat het haast een onmogelijke opdracht is ze te doorgronden. In de terugkerende rubriek Waar Te Beginnen Met… neemt The Daily Indie je bij de hand: we laten je zien waar je het best kunt beginnen met die muzikant of band waar je altijd al eens een diepe duik in wilde wagen.
Deze keer: garagegodheid Ty Segall, die dit jaar met Freedom’s Goblin zijn tiende soloalbum uitbracht, betrokken was bij allerhande andere projecten en met zijn Freedom Band op de aankomende editie van Best Kept Secret staat.
Segall groeit op bij zijn adoptieouders in het Californische Laguna Beach, waar hij zijn tienerjaren voornamelijk surfend doorbrengt. Op de middelbare school raakt Segall echter verslingerd aan muziek, als een vriendin die verhuist haar collectie Black Sabbath en Alice Cooper-platen bij hem achterlaat. Segall behaalt zijn diploma in Media Studies aan de Universiteit van San Francisco, maar richt zich daarna alleen nog maar op het verbouwen van zijn eigen wietplanten en het maken van zijn eigen muziek. Segall start als parttime bandlid in projecten als The Traditional Fools, Party Fowl, The Perverts, Sic Alps, The Togas en Epsilons, terwijl hij in 2008 zijn solocarrière begint met zijn eerste cassette Horn The Unicorn en Halfnonagon, een gedeelde cassette met Superstitions.
Even klikken en zoomen voor grotere resolutie. Check hier een PDF*
Uit de startblokken
Segalls loopbaan schiet pas écht uit de startblokken als op hoog tempo soloplaten uit begint te brengen. De meest ‘makkelijke’ albums uit die eerste fase van zijn carrière brengt de Amerikaan uit op Goner Records. In 2010 ziet Melted het levenslicht, een rollercoaster waarin Segall zijn luisteraar langs lo-fi garagerock en een beetje psychedelica leidt. Klinkt als een hoop, zeker omdat Melted maar een halfuur duurt. Toch is het album verrassend toegankelijk: Segall verspeelt weinig tijd en toont zich op singles als Girlfriend, My Sunshine en Caesar meer dan ooit een meester van het aanstekelijke refrein. Op Melted vindt Segall voor het eerst de focus om de aandacht feilloos vast te houden.
Passie voor psychedelica
Precies, daar willen we wel meer van, toch? Wie verslaafd geraakt is aan de sterke songstructuren op Melted, wendt zich het best tot de albums daar direct op volgen. Het energieke doch melodieuze Goodbye Bread bijvoorbeeld, waarop Segall met nummers als My Head Explodes in indiewateren waadt en naast het fuzzpedaal ook de rem weleens weet te vinden. Een zijstap kun je vanaf daar maken naar Hair, het door de jaren zestig geïnspireerde album dat Segall in 2012 maakte met Tim Presley van White Fence.
Of naar het kort daarop volgende Twins, een wat donkerder album waarop Ty zich verder verdiept in zijn passie voor psychedelica. Van alle albums die Segall maakte komt Twins het dichtst in de buurt van een relatief bondige samenvatting van zijn verschillende kanten. Tussen donderende drumbeats en baslijnen horen we Bowie en Iggy Pop, maar ook John Lennon (bijvoorbeeld op The Hill) en The Doors. Later brengt Segall de demo’s van Twins uit onder de naam Gemini.
De ruwe diamant
Toch meer geïnteresseerd in Segall als ruwe diamant? Stap dan vanaf Melted een stukje terug in de tijd, naar de albums die de Amerikaan uitbracht op het Castle Face Records van geode vriend, mede-veelreleaser en Thee Oh Sees-frontman John Dwyer. Zijn titelloze debuut Ty Segall voelt vooral als een vingeroefening voor de naderende doorbraak, waarop een artiest ontdekt waartoe hij in staat is en zelfstandig het midden zoekt tussen nostalgie en bij vlagen vervreemdende vernieuwing. Wat meer gepolijst is opvolger Lemons, waarop Segall wél trouw bleef aan zijn punkspirit en alle partijen zelf schreef en inspeelde.
Dwars door de trommelvlies
Meer materiaal dat klinkt als Lemons is terug te vinden op de toepasselijk getitelde Split LP die Segall kort voor Lemons uitbracht met de Britse punkformatie Black Time. Ook hier snijden de supersnelle gitaarlijnen dwars door het trommelvlies en duurt de gemiddelde track niet langer dan anderhalve minuut. Een eerdere samenwerking die vergelijkbaar klinkt is Reverse Shark Attack, een album dat Segall al in 2009 maakte met zijn muziekmaat en bassist Mikal Cronin. Het eind van het album belooft wat van de rust in de bovenkamer die Segall later zal vinden, maar tot die tijd is het vooral keihard raggen dat de klok slaat. Dat sloeg het trouwens al een tijdje, want ook de enige langspeler van Segalls vroege project Epsilonspast perfect in dit rijtje.
Een oeuvre van uitersten
Liever de verwoestende variant op deze sound? Dan ben je aan het juiste adres bij de zijprojecten waar Ty Segall de afgelopen jaren bij betrokken was. Met Fuzz (met vaste gitarist Charles Moothart en Meatbodies’ Chad Ubovich) en GØGGS maakt Segall, die geregeld plaatsneemt achter de drumkit, bijvoorbeeld verdienstelijke uitstapjes in de richting van ruige hardrock en metal. De áller-rauwste worp uit zijn hele oeuvre blijft waarschijnlijk de eerdergenoemde verzameling verijdelde demo’s Horn The Unicorn, dat na zijn oorspronkelijke release op cassette door HBSP-2X op vinyl werd uitgebracht.
Zachte kant
Niet dat dat betekent dat Segall zich door de jaren heen niet verder heeft verdiept in zijn zachte kant, hoor. Wie vooral fan was van de folkrock op Goodbye Bread, kan zijn of haar hart ophalen bij Sleeper, de meest akoestisch georiënteerde van alle albums die Segall maakte. De demo-achtige composities die Segall in 2013 grotendeels met een achtsporenrecorder maakte, zijn beïnvloed door de dood van zijn vader en de daarop volgende verslechtering van de band met zijn moeder. Segall doet hier overigens sterk denken aan Marc Bolan van de Britse formatie T. Rex, die beschouwd wordt als een van de eerste en belangrijkste glamrockbands. Wie meer wil weten (en horen!) over de relatie tussen de twee songwriters kan na Sleeper direct door met Ty Rex, de plaat waarop Segall in 2015 uitsluitend covers van zijn voorbeeld opnam.
Klassieke klank
De relatief rustige releases van de Californische rocker behoren trouwens niet alleen tot het verleden. Met laagdrempelige projecten als de EP Mr. Face presenteerde Segall in 2015 nog een wat rauwere variant op het succesvolle Sleeper. In 2017 volgde bovendien nog de Fried Shallots EP. Nummers als Dust hadden bijvoorbeeld zo op Goodbye Bread kunnen staan, terwijl tracks als Talkin bewijs leveren van Segalls oor voor onweerstaanbare popmelodieën. Nee, The Beatles zijn hier nooit ver weg. En als Segall er voor When The Gulls Turn To Ravens dan ook nog de banjo bij pakt, verzekert hij Fried Shallots van de klassieke klank die als een rode lijn door zijn hele oeuvre loopt.
De gulden middenweg
Die rode draad rijgt een melting pot aan invloeden aan elkaar in een oeuvre waarin experiment belangrijker lijkt te worden naarmate de jaren vorderen. Bij Segall vormen juist die experimenten, waarbij garage, psychedelica, hardrock en akoestische folk elkaar ontmoeten, de gulden middenweg. De beste plek om dit pad te betreden is misschien wel Manipulator, Segalls eerste dubbelalbum. Op de in augustus 2014 verschenen plaat verdiept Segall zich voor het eerst écht in psychedelische rock, al is Manipulator ook een van zijn meest toegankelijk geproduceerde albums. Voor het eerst nam de Amerikaan flink de tijd om een album op te nemen, en dat is te horen op de zeventien nummers waarop Segall meer dan ooit oog voor detail en focus toont. Meer van hetzelfde kan worden gevonden op Segalls tweede titelloze album, dat in 2017 uitkwam en opgenomen werd met punkicoon Steve Albini. De relatief recente plaat voelt als een soort samenvatting van alles waar Segall de afgelopen tien jaar mee bezig is geweest en vormt hét bewijs van hoe ver Segall gekomen is sinds Twins.
Vaker en vaker gebruikt Segall zijn voorafgaande platen als een soort doelpalen en mikt hij zijn nieuwere werk daar telkens tussenin. Dat is ook het geval op de meest recente release van de dertiger, het eerder dit jaar verschenen Freedom’s Goblin. Daarop treedt Ty op als een soort rondleider door de popgeschiedenis, die in elk decennium even pas op de plaats maakt om de belangrijkste muzikale kenmerken kort te duiden. Freedom’s Goblin is net als Manipulator een dubbelalbum, maar de plaat voelt stukken lichtvoetiger.
De zwaarmoedigere kant van het midden spreidde Segall verder tentoon op de gruizige garageplaat Emotional Mugger, waarop hij onder de naam Sloppo rauwe rocksongs uitspuwde. Segall klinkt extreem energiek en wijkt op deze opvolger van Manipulator sterk af van de schoongepoetste melodieën van dat album. In plaats daarvan experimenteert de Amerikaan er op los en kleurt hij heerlijk buiten de lijntjes. Waar Segall op Emotional Mugger live begeleid werd door de mensen met wie hij het album maakte was op het vergelijkbare Slaugtherhouse een nóg grotere rol voor zijn collega’s weggelegd. De plaat uit 2012 is de enige uit de discografie van Segall die officieel is uitgebracht door de Ty Segall Band. Eerdergenoemde Charles Moothart was vanzelfsprekend van de partij, net als Segalls muziekmaat en bassist Mikal Cronin. Het resultaat is een album waarop nóg meer mensen nóg meer invloeden meebrengen en op elk vlak nét een stapje verder wordt gezet.
Live zien? Op zondag 10 juni speelt Ty Segall met zijn Freedom Band op Best Kept Secret.
Daar is hij weer! TySegall heeft weer een heerlijk nummertje eruit weten te gooien: Black Magick. Dit keer weet hij bij ons te scoren met een heerlijk nostalgische sound met een klassiek seventies-akkoordenschemaatje. De man houdt maar niet op met het gooien van goeie tracks.
Het introotje zet een bluesy setting die wat weg heeft van de muziek die je bij een lange road trip aan zou zetten in een veel te hete auto zonder airconditioning. Daarna gaat het los met het credo “Black Magick will save us all”, leuk om mee te zingen in diezelfde auto.
Exact een jaar geleden verscheen op deze plaats mijn review van Ty Segall’s Emotional Mugger. Koning Midas, noemde ik garagerock’s bezigste bijtje destijds. Achteraf gezien is die benaming wellicht wat misplaatst, want waar Midas niet verder kwam dan goud, bestrijkt het repertoire van Segall inmiddels het hele motherfucking kleurenpalet. Het universum van Ty Segall blijkt er een van eindeloze mogelijkheden, zo bewijst ook de in stijlvol grijs gehulde, negende plaat van de Amerikaan.
Stijlvol grijs volgt in de kleurenwaaier van Segall op het bonte, bordeauxrode Manipulator (2014) en het grimmige en gitzwarte Emotional Mugger (2016), waarop respectievelijk glamrock en progrock in pigment voorzagen. De één een bewuste (doch meesterlijke) pastiche, de ander een ambachtelijke conceptplaat. Zulke uitersten zijn op Segall’s nieuwste een stuk minder evident. Wederom, en duidelijker dan ooit, is dit een band effort: een garagerockplaat pur sang, in enkele takes live opgenomen met behulp van vaste collaborateurs als Mikal Cronin en Charles Moothart. Het fundamentele verschil met zijn twee voorgangers: het ontbreken van geluidsexperimenten, kekke orgeltjes en de helft van The Muggers. Bijgevolg is dit instrumentaal Segall’s eenvoudigste plaat in jaren en is er tegelijkertijd ruimte ontstaan om in de diepte te duiken.
Dat blijkt overigens nog niet meteen op Break A Guitar: de meest Ty Segall-esque der Ty Segall-songs en, in alle eerlijkheid, een steenpuist van een track. Gelukkig tempert Freedom de schade, en wel in twee minuten. In razend tempo smelten de smakelijkste ingrediënten uit Segall’s keuken samen tot een orgasmisch geheel. Orgasmisch is ook het daaropvolgende, tien minuten-durende Warm Hands (Freedom Returned): hier is een muzikant aan het werk die de opschepperij niet schuwt. Om elke hoek zit een geniaal riffje of riedeltje, maar een clusterfuck is het allerminst.
Wat volgt is een zestal tracks, waarop hard en zacht elkaar in perfecte symbiose afwisselen. Het melodieuze en glammy Talkin’, het stuwende The Only One, het overrompelende Thank You Mr. K., het stemmige liefdesliedje Orange Colour Queen, de White Fence sound-alike Papers en tot slot het aanvankelijk bijna verstilde, meeslepende Take Care (To Comb Your Hair): op papier is het een onwerkbaar ratjetoe, in werkelijkheid hebben Segall en consorten met ogenschijnlijk gemak en een (relatief) eenvoudige werkwijze een eenduidig geheel weten te smeden. De eenvoud is relatief, onze Ty is nooit een man geweest van subtiliteit, maar op deze plaat wel het codewoord. In dat opzicht is het misschien wel net zo’n meesterwerk als zijn twee voorgangers.
Drie jaar na hun laatste album presenteren de garagerock-sympathisanten van Audacity ons hun vierde plaat, Hyper Vessels. In januari lanceerde de band hiervan al de lawaaierige single Dirty Boy, die voor dit nieuwe album weer veel geweld voorspelde.
Bij Audacity kennen ze geen subtiliteit; de band knalt met schijnbare haast en drukte de poppy, punky songs door de versterkers. Voorgangers van dit nieuwe album, zoals Power Drowning uit 2009 en Mellow Cruisers uit 2012, waren van hetzelfde kaliber: ruw, luid en vooral ontzettend goed. Op Butter Knife uit 2013 ging de band net iets subtieler te werk. De ruwe kantjes werden enigszins gepolijst, hoewel dat niets afdeed aan de onstuimige sound die Audacity zo typeert. Als je verwachtte dat de band met Hyper Vessels deze rustigere tendens door zou zetten, dan word je verrast. Met Ty Segall als producer van de nieuwe plaat, is afgeborstelde en veilige muziek wel het laatste wat je moet verwachten.
De passende opener van de plaat is Counting the Days, die klinkt als een melige rocksong die in beschonken toestand op een underground feestje werd bedacht. No More Mr. Nice Guy en Umbrellas passen ook binnen dit sfeertje, als schoolvoorbeelden van de garagerockende punkbeweging. Naast deze lossere songs, zijn de mannen van Audacity ook zeker niet vies van een vleugje melodie. Fire bijvoorbeeld blijft op dit vlak misschien wel het langst hangen van de gehele plaat. Kortom, Audacity is diverser en volwassener geworden. Daar heeft Ty Segall vast iets mee te maken.
Voor fans van Ty Segall was het afgelopen jaar ‘afzien’: Ty Segall bracht ‘slechts’ een EP uit, een verzamelaar met covers van T.Rex en een nieuwe plaat van zijproject Fuzz. Daar valt genoegen mee te nemen, mits ‘Emotional Mugger’ – plaat nummer acht – aan de torenhoge standaarden kan voldoen.
Ja, vink dat vakje maar aan. Als een ware koning Midas heeft Segall ook deze keer een plaat afgeleverd die nagenoeg perfect is. Knap, want de koning van de garagerock heeft met ‘Emotional Mugger’ een risicovolle afslag genomen, wat direct blijkt na het einde van openingstrack Squealer. Vergeleken met het aanstekelijke en speelse ‘Manipulator’ is ‘Emotional Mugger’, te midden van een zwik nieuwe effecten en geluidjes, significant lomer en zwaarder. De structuur is op de schop gegaan en regelmatig staat Segall op het randje van de afgrond. Chaos ligt altijd op de loer.
Dit is een plaat die zich het best laat samenvatten door de overvloedige derde compositie Emotional Mugger/Leopard Priestess, bestaande uit een repetitieve brom, wanklinkende gitaren en zangpartijen waarop Segall zich een ware glamrocker toont. Het is authentieke progrock, overgoten met reverb en met de gebruikelijke portie waanzin in tienvoud.
Bestiaal, krankzinnig, ongemanierd, meedogenloos, angstaanjagend en imponerend. Segall overtreft en overweldigt met nieuwe trucjes, bulderende intermezzo’s en een schrijnend gebrek aan harmonie. Zeer zelden grijpt hij terug naar het relatieve popgeluid, zoals op Baby Big Man (I Want A Mommy), en zelfs dán met een onherkenbare twist. In niets is ‘Emotional Mugger’ gelijk aan zijn voorganger, behalve dat beiden absolute meesterwerken zijn.
Garage-fuzzrocker Charles Moothart stapt even uit de schaduw van Ty Segall en laat onze speakers met zijn debuutsingle gevaarlijk trillen. Zijn afkorting staat niet zomaar voor Charles Fucking Moothart.
Dé gitarist van Ty Segall Band, Fuzz en GØGGS nodigde wat muziekvrienden uit en houdt zich daarmee als CFM net zo min in als we gewend zijn van zijn samenwerkingen met Ty. Hij zonderde zich twee maanden af om zijn opgekropte zurigheid af te reageren op zijn toepasselijk getitelde debuutplaat ‘Still Life of Citrus and Slime’. Die verschijnt in ergens in april, natuurlijk via In The Red….
Oh oh oh, we zwijmelen op ons koude kantoor nog dagelijks weg bij de relaxte en warme herinneringen die de laatste editie van Beaches Brew in Italië opwekt. De hele dag niets anders doen dan heerlijk op het Italiaanse strand hangen, een boekje lezen en tussendoor even een baantje trekken in de Adriatische Zee. Dit jaar vindt het (gratis!) festival voor de vijfde keer plaats, van 6 juni tot 10 juni.
Beaches Brew is voor ons altijd een hoogtepunt in het jaar. Naast luieren op het strand, word je in de tussentijd omsingeld door allerei lekker eten en drinken, dat vers uit de keuken van de bijbehorende strandtent Hana-bi komt rollen. Alleen al het bovenstaande is eigenlijk al de moeite waard om een weekje richting Marina di Ravenna te trekken!
Ultiem relaxt festival
Maar kan allemaal niet op in het Italiaanse strandstadje, want in de avond krijg je ook nog de meest sicke bands voorgeschoteld op het strand (vorig jaar speelde o.a. Thee Oh Sees, Viet Cong, Iceage, Mikal Cronin, Kevin Morby en Moon Duo op het festival). In 2016 zal deze ultiem relaxte festivalervaing niet anders zijn, zeker niet met de eerste namen die vandaag door het festival bekend zijn gemaakt.
Voor nu zijn de volgende acts bekendgemaakt, en daar komt dus nog meer bij!
Ty Segall & the Muggers
Destroyer SUUNS
Ata Kak Föllakzoid
Car Seat Headrest Cate Le Bon
White Fence Royal Headache
Ninos du Brasil Girls Names
Audacity Adrian Crowley
The Abigails Dirty Fences
Met dit rijtje heb je al een erg fijn festival te pakken volgens ons. Ik zou zeggen: boeken maar!
Ty Segall, een van de meest prominente figuren in de garagescene, heeft eigenlijk al genoeg omhanden, maar komt na twee jaar toch weer met een nieuwe plaat met zijn band Fuzz. ‘II’ is de opvolger van het in 2013 verschenen zelfgetitelde debuut en klokt met één uur en zeven minuten in op bijna het dubbele van zijn voorganger. Dat belooft wat.
Segalls werk met Fuzz staat garant voor zwaarder gitaarwerk dat neigt naar stoner- en proto-metal en op ‘II’ leveren ze eigenlijk precies dát. De plaat begint met ‘Time Collapse II / The 7th Terror’, een zevend minuten durend intro waarin Ty en consorten een slijmerige slang loslaten in je gehoorgangen, die daar voor het volle uur rond zal blijven bewegen en alles opvreet wat ‘ie tegenkomt.
Op sommige tracks schreeuwt Segall dat het een lieve lust is, in andere nummers zijn zijn vocalen iets meer beheerst, maar altijd klinkt hij rauw en compromisloos. Hij en Fuzz zijn ook niet bang om voet in progterritoria te zetten en ontsporen hier en daar in lange jamsessies die schuren, knauwen, en vooral een heleboel noise en, inderdaad, fuzz achterlaten.
Het enige dat we de psycheads uit San Francisco enigszins kwalijk kunnen nemen is dat de hele plaat nogal veel van hetzelfde is. Saai is het allerminst, maar het gaat allemaal wel een beetje via hetzelfde stramien qua geluid en structuur. Je vergeeft het Segall echter onmiddellijk nadat de laatste tonen van afsluiter ‘II’ (jawel, ze hebben het outro naar de plaat vernoemd) zijn uitgedoofd. De geluidsexplosie die ze daar in je giechel mikken is namelijk genoeg om je oren nog lange tijd na te laten piepen. Op de goede manier, dan.
Luister ‘II’ hieronder!
Daar zul je hem weer hebben, hoor! GØGGS is alweer het achtste project van Ty Segall. Of we er ooit genoeg van hebben? Dacht het niet. Samen met Chris Shaw (van de band Ex-Cult, waarmee hij ooit een keer tourde) en bandmaatje Charles Moothart (van FUZZ en de Ty Segall Band) dropte Segall weer een heerlijke lo-fi track op Soundcloud.
Lekker agressief, hard, kort en een beetje zonder diepgang. Maar – zoals we de goeie, ouwe Segall kennen – ligt het toch weer lekker op het gehoor. Tevens vermeldt de trackbeschrijving nog even droogjes dat de band na hun single in november een album gaat maken met onder anderen Mikal Cronin en Cory Hanson van de lekkere psychedelische fuzzband Wand. Zin in!
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat je ermee instemt.Check!