Het is hartstikke leuk om muzikant te zijn in Nederland, maar een vetpot? Nee, dat is het niet. De meeste zangers, gitaristen, drummers en toetsenisten hebben daarom ook een andere baan naast het muzikantenbestaan. Redacteur Bram van Duinen zoekt naar de meest bijzondere jobs van onze favoriete indie-muzikanten. 

In deze editie Arthur Akkermans, de zanger van de vurige rock-’n-roll-band The Grand East. Als je Akkermans op het podium ziet staan – zingend alsof een voodoopriester hem op de hielen zit – zou je niet verwachten dat hij de volgende ochtend gewoon weer gezellig aan het water staat om toeristen de beste waterfietstechnieken uit te leggen. Toch is het zo.

Arthur Akkermans
Waterfietsenverhuurder aan de Utrechtse gracht
“Een vriend van mij had een tijdelijk bijbaantje bij de waterfietsenverhuur. Voor de drukke maanden zochten ze nog iemand, dus gooide hij het in onze appgroep en zo ben ik er een beetje ingerold. Nu zit ik helemaal in de Utrechtse waterfiets-scene“, lacht hij.

“Het is heerlijk werk, ik ben in m’n eentje aan het werk en kan gewoon lekker chillen, een beetje praten met klanten in de zon. Vaak zijn de klanten toeristen, mensen die op date gaan of vriendengroepen die met een sixpack bier op een waterfiets gaan chillen als alle terrassen vol zitten. Alle klanten zijn eigenlijk aardig. Iedereen komt om een leuke dag te hebben, dus ze zijn altijd in een goeie stemming. Er gebeuren ook wel gekke dingen natuurlijk.

Soms zijn er dronken jongeren die er een bende van maken of zelfs de waterfiets gewoon dumpen. Je betaalt wel een borg van twintig euro, maar daar hebben ze dan schijt aan. Moet ik ’s avonds weer op zoek gaan naar die fiets en hem terughalen. Ik heb ook wel eens gehad dat ik ’s avonds langs de gracht fietste en iemand helemaal dronken in onze waterfiets zag pissen. Toen wist ik natuurlijk al dat ik de volgende dag de hele boel kon gaan schoonmaken om de geur van opgedroogde pis weg te krijgen.”

“Ik werk twee tot drie dagen in de week en kan de rest van mijn tijd aan muziek besteden, dat vind ik erg chill. Soms vragen mensen mij wanneer ik een serieuze baan ga zoeken, maar ik vind het gewoon prima hoe het nu is. Waarom zou ik per se meer willen? Toch zie ik mezelf natuurlijk niet tot m’n zestigste waterfietsen verhuren. Ik heb een goed idee voor een pizzacafé waar ik nog mee aan de slag ga. Ik ga binnenkort een pizzacursus volgen, zowel theorie als praktijk. Dat is de eerste cursus van dertig uur. Er zijn ook nog meer gevorderde cursussen, dus misschien ga ik die ook nog wel volgen.”


Arthur Akkermans
Zanger bij The Grand East
“Vooral tijdens het toeren is de combinatie van m’n gewone baan met de band wel eens lastig. We hebben een gezamenlijke Google-agenda en werken met datumprikkers om schrijfsessies in te plannen. Eerst staken we al het geld dat we kregen voor optredens direct weer in de band, in een bus en dergelijke. We hebben pas de beslissing genomen om onszelf uit te betalen per optreden. Dat maakt de combinatie wel makkelijker, want nu kunnen we het spelen meer prioriteit geven.”

“We zijn nu veel aan het optreden, dat vinden we superleuk om te doen. We hebben voor onze laatste plaat €10.000 opgehaald via Crowdfunding en zelf ook nog eens €10.000 ingelegd. Het is gewoon heel erg duur om een plaat goed op te nemen met een studio en producer. Helaas sloeg het album niet zo goed aan als we gehoopt hadden. We realiseren ons nu dat we vooral bekend staan als liveband en we vinden het ook supermooi om op te treden. Alles eromheen vind ik ook heel leuk: met de zon op je bek in de bus zitten, lekker bier drinken en natuurlijk ook nog muziek maken.”

“Ik kijk denk ik het meest uit naar de show op de Zwarte Cross. Toen wij net begonnen in de muziek, nog niet als The Grand East, waren we echt een stel halvegaren. We hadden nog niet echt nummers, meer een riffje waar we gewoon tien minuten op gingen pompen zonder begin of einde. We vonden onszelf super cool, maar dronken eigenlijk vooral heel veel bier en waren constant lam: super gênant. We deden in Hengevelde op de Zomerfeesten een keer mee aan een wedstrijd waar je een plek op de Zwarte Cross kon winnen. Ook toen hadden we weer veel te veel gedronken. Hartstikke dom natuurlijk, maar die gasten van de Zwarte Cross vonden dat juist wel mooi, een beetje rock-’n-roll spelen en bier drinken. Toen hebben ze ons gevraagd om op de camping te spelen en sindsdien zijn we ieder jaar teruggevraagd.”   


Tekst en illustratie Thomas van Gaalen

Een tijdje terug wandelde ik over de Voorstraat in Utrecht op een vrije middag. Na wat door de collectie van een vintagewinkel te wroeten maakte ik een praatje met de aanwezige winkelmevrouw. Al snel ging het gesprek over muziek en liet de dame vallen de vriendin te zijn van een van de heren van de Nederlandse bluesrockband DeWolff. Gaaf, was mijn eerste gedachte. Fast forward, een paar dagen later: ik was wat aan het drinken langs de gracht, zoals men dat weleens doet. Het was dan ook een dag waarop het weer zou kunnen worden beschreven als daadwerkelijk zomers, en dan drijven grachtelijke terrasjes al snel het bezonnebrilde zicht binnen.

Op een gegeven moment, na een inmiddels vergeten samenloop van omstandigheden, maakte ik een wandelingetje langs de waterkant, de bruisende, zomerse opgewektheid inademend. Een bootje dobberde rustig langs op het koele wateroppervlak. Hee, dacht ik plotseling. Die potige vent, met zijn snor, knot, giletje en tatoeage, in het gouden zonlicht aan de slag met de touwen van het bootje? Die ken ik! En ja hoor, het was zonder twijfel de zanger van psychedelische bluesrockband The Grand East. Nog zo’n scène? Na een bezoek aan een koffiezaakje aan de Oudegracht vernam ik, vanuit mijn ooghoek, het bebaarde gelaat van DeWolff-keyboardist Robin Piso, die vanaf de zonnige straat een stenen trap langs de gracht afdaalde. Nog één? Ik zweer dat die fietser, toen ik onderweg was naar het Wilhelminapark, de gitarist van The Dawn Brothers was.

Ra ra ra, wat hebben deze persoonlijke, ogenschijnlijk onbeduidende observaties met elkaar gemeen? Ik zal het voor het gemak maar meteen onthullen: al deze kortstondige taferelen getuigen van de groei van een bloeiende muziekscene in het hartje van Utrecht – de scene rond DeWolffs Electrosaurus Studios, waar roots en psychedelica, blues en americana, lange haren en jamsessies, flared jeans en snorren, hammondorgels en elektrische gitaren elkaar treffen.  

In 2009 brak DeWolff door met een voor Nederlandse begrippen uniek geluid; het Limburgse trio bracht Strange Fruits And Undiscovered Plants uit, een plaat vol stevige bluesriffs, virtuoos muziekwerk en een kaleidoscoop aan psychedelische sixtiesenergie. Vier albums later en de band, inmiddels versterkt door een solide basis aan volgers en een legendarische livereputatie, neemt met het in de VS opgenomen Grand Southern Electric afscheid van de sixtiestrip, en biedt een elpee van recht-toe-recht-aan, rootsy bluesrock in de energieke stijl van groepen als The Allmann Brothers Band en Little Feat. Dit traject van rootsachtige, door vroege jaren ’70 geïnspireerde americana-invloeden zet zich door, en in 2015 begint DeWolff aan een groots nieuw hoofdstuk.

In een kelder aan de Oudegracht te Utrecht beginnen de drie heren aan de bouw van hun eigen droomstudio. Na het pand vol te proppen met analoge apparatuur, orgeltjes, oude gitaarversterkers, opnameapparatuur en opgezette fretten en een buizerd wordt hun ambitieuze project dan eindelijk voltooid: de Electrosaurus Southern Sound Studio is geopend. Aanvankelijk is de studio bestemd om als thuisbasis van DeWolff de band volledige zelfbeschikking te bieden; vanaf nu nemen ze zelf op, produceren ze zelf, en brengen ze op hun eigen label uit. Zo wordt het recentste album van DeWolff, het ambitieuze Roux-Ga-Rouxgauw werkelijkheid.

Maar al snel gebeurt er meer. DeWolff heeft door hun uitgesproken, opvallende stijl altijd al de neiging gehad snel bandjes om zich heen te verzamelen die in soortgelijke lijnen denken. Hun artistieke visie is bijzonder en specifiek; dat trekt andere bijzondere en specifieke artiesten aan, en zodoende weet DeWolff vanaf het begin van hun carrière supports en collaborateurs te trekken die hun passies en visies delen. Nu DeWolff sinds 2015 een eigen studio en label heeft, raakt dit aspect van de band in een stroomversnelling. Met een eigen uitvalbasis kan DeWolff meer en meer opgaan in hun passie voor bluesrock en hun geïnspireerde interactie met andere muzikanten, en al snel vinden er in Electrosaurus jamsessies en opnames plaats – met bands als de Rotterdamse rootsrockformatie The Dawn Brothers, psychedelische hardrockband The Grand East, excentrieke woodstockrockmuzikant Mitch Rivers, groovende bluesrockgroep Nachtschade en uiteraard vele anderen  als vaste gasten.

Dat het hier gaat om een scene en niet alleen een vriendschappelijk muziekclubje blijkt uit de impact die dit bestel op bands heeft. Naast DeWolff zelf hebben The Grand East, The Dawn Brothers en Nachtschade in een kort tijdsbestek opeenvolgend allemaal De Wereld Draait Door aangedaan, en op het door DeWolff georganiseerde festival DeWolffest wist de Electrosaurus-crew heel TivoliVredenburg af te breken – om nog maar niet te spreken van de wederzijdse invloed die deze bands op elkaar uitoefenen. Die vruchten van de inspiratie werden bijvoorbeeld vol passie en wederzijdse admiratie geplukt in volledig geïmproviseerde jamsessies die DeWolff & Friends in verschillende samenstellingen hielden op DeWolffest.

Zo kan er van het ene moment op het andere waar eerst niets was opeens een muzikale scene, in een verpulverende bal van energie, door de muur breken. HP de Tijd sprak al van een “renaissance van de Nederlandse bluesrock” rond DeWolffs Utrechtse studio. De band bewijst met hun Electrosaurus Southern Sound Studio dat scenes vanaf de genesis van de popmuziek tot op de dag van vandaag een relevante en essentiële schakel vormen in het bloeiend houden van het muziekklimaat. De concrete binding van bands in een scene zorgt voor een bundeling van krachten waarbij wat een persoonlijke blik had kunnen blijven nu door wederzijdse invloed wordt aangezwengeld tot een groter, gedeeld perspectief. Via zo’n gebundeld net van invloed en muzikale passie kan een bende aan soortgelijke muzikanten een impact maken die apart nooit mogelijk was geweest.

De meeste scenes komen tot stand met dank aan een groep artiesten uit een relatief dichte geografische omgeving die samen hetzelfde gevoel van onderscheid ervaren – zie de West Coast-scene in de late jaren ’60 in California. Een aantal bands uit San Francisco kende elkaar simpelweg uit de omgeving en kon het muzikaal gezien goed met elkaar vinden. Deze aanvankelijk gedeelde inspiratie – in hun geval het afzetten tegen muziek van de gevestigde orde, het uiten van de contracultuur van de jaren ’60, de interesse in zowel nieuwe, elektrische rockmuziek als oude stijlen (onder andere folk en later Indiase klassieke muziek) –  zorgde voor een muzikale en culturele verbinding.

Deze artiesten trokken steeds vaker met elkaar op, jamden erop los, hielpen elkaar met het schrijven van nummers en deden mee op elkaars opnamen; zo spelen folkzangeres Joni Mitchell en jamband The Grateful Dead op meerdere opnamen van folkrockviertal Crosby, Stills, Nash & Young, en schreven psychedelische rockbands Jefferson Airplane en Crosby & Nash samen nummers.  Janis Joplin en haar luidruchtige band Big Brother & The Holding Company waren maatjes met de folkrockers Country Joe & The Fish en een aanzienlijk deel van deze bontgekleurde bende speelde op hetzelfde legendarische Woodstockfestival, dikwijls tegelijk op hetzelfde podium.

Scenes geven de muziekwereld elk net een duwtje in een andere richting. Zo blijft de bal binnen die wereld heen en weer gekaatst worden en blijft het klimaat nooit lang hetzelfde. Hoewel de Electrosaurus-scene (nog) niet de faam en de invloed van de scene uit San Francisco heeft vergaard, is het een mooie reminder dat ook de Nederlandse muziekindustrie een vruchtbare bodem is voor samenwerkingen en nieuwe stilistische trends. Zoals begrijpelijk is, storten de meeste scenes op een gegeven moment in. Als de groep muzikanten te groot wordt, gaat het collectief zich logischerwijze weer onderverdelen op basis van nieuwe, alsmaar ontwikkelende invloeden en verliezen artiesten de band met hun oude maatjes. Maar meestal hebben ze daarvoor al een bres geslagen in de muzikale wereld om zich heen, en zal die nooit hetzelfde meer zijn. 

Gelukkig is de Electrosaurus-scene zo te zien nog niet uit elkaar aan het vallen. Sterker nog, de spannende ontwikkelingen lijken alleen maar toe te nemen en de Electrosaurus-bloem is voorlopig waarschijnlijk nog niet uitgebloeid. Houd deze kornuiten in de gaten: wie weet maak je wel een stukje muziekgeschiedenis mee. Zolang je ze uit je ooghoeken ziet rondwandelen in Utrecht, ben je getuige van een stukje muziekgeschiedenis.