Een debuutplaat die klinkt alsof hij decennia op zolder heeft gelegen. Alsof de platenmaatschappij vergeten is het album uit te brengen. Het nostalgische stoflaagje op ‘Axxa/Abraxas’, het debuut van de gelijknamige band is echter kunstmatig. Hobbelige, voortkabbelende road-songs met een ongelooflijk Amerikaans geluid. Een bekend ingrediënt, dat toch nieuw lijkt. Een traditionele hot dog, met een nieuwe mosterdsoort, zogezegd.
Op de Facebook-pagina van het zeskoppige collectief rondom singer-songwriter Ben Asbury (23 jaar) prijkt een tegeltjeswijsheid: “When you follow your bliss, doors will open where they were not open before — or would not open for anyone else.” Met ‘Axxa/Abraxas’ wordt de muzikale deur niet geopend, maar ingebeukt. Openingstrack Ryan Michalak (Is Coming To Town) begint weliswaar dromerig, maar schudt de luisteraar daarna al snel wakker met onophoudelijk gitaargerammel (de overige instrumentatie mag er overigens ook wezen). Het enige aspect dat blijft hangen uit de droom is Asbury’s fijne, zweverige stem, die één van de grote steunpilaren van de plaat blijkt. De meeste nummers zijn niet uniek, maar dat hindert eigenlijk geen moment. ‘Axxa/Abraxas’ is een zorgeloze, zonnige plaat.
Of de bandnaam, die toch al zo lastig uit te spreken is, blijft hangen, is een vraag. Of de nummers blijven hangen, een weet. De Amerikanen weten namelijk op de overwegend lang durende nummers, zeker voor het punk-genre, de interesse van het luisterend oor feilloos vast te houden. Going Forth neemt wat gas terug, I Almost Fell schakelt verder. ‘Axxa/Abraxas’ is een plaat met klassieke indie-rock, ontdaan van de elektronische poespas. Juist dat punt maakt het album, op dit moment nog meer dan de artiest zelf, tijdloos.
Dirk Baart