Wolf Alice heeft door de jaren heen talloze transformaties ondergaan. Ellie Rowsell begon  in 2010 een folkduo met Joff Oddie. Dit groeide op wonderbaarlijke wijze uit tot een vierkoppige band die een grungebutton opspeldde. Toch krijgt de band de term ‘pop’ ook vaak naar de koppies geslingerd. Inmiddels zijn wij, samen met de wereld, tot de conclusie gekomen dat genres maar stom zijn. Wolf Alice is gewoon goed en gewoon lekker, debuutalbum ‘My Love Is Cool’ is het bewijs.

De titels die de hoes van het album sieren zijn al een lust voor het oog en de songs sluiten hier naadloos bij aan. ‘My Love Is Cool’ varieert tussen kalme meewiegmuziek, zoals Turn To Dust en Soapy Water, tot ruige haarwappersounds, op Giant Peach en Fluffy. En alles daar tussenin. Ook voor een viool, shaker en synthesizer is er plaats. In The Wonderwhy en Freazy laat Rowsell zelfs even haar rapskills horen.

‘My Love Is Cool’ is als een regenboog van sounds en inspiraties, die Wolf Alice langzaam maar zeker naar een eigen auditieve goudpot aan het einde leidt. Maar als deze niet gevonden wordt, geen probleem. Want zoals we al zeiden: Wolf Alice is gewoon goed en gewoon lekker en dit debuutalbum is genieten geblazen.

The Daily Indie heeft vrijdagavond een geweldige avond gehad in het noorden van Amsterdam. De New Yorkers van DIIV waren na lange tijd weer eens in Nederland om de Tolhuistuin te bezweren. Het was net zo magisch als de twee eerdere keren dat we deze geweldige band zagen, in een verlaten kerk in Den Haag op Rewire 2012 en in volgepakte EKKO tijdens het Le Guess Who?. Het was warm, het was donker en het publiek was enthousiast. De jaren dat we DIIV gemist hebben, hebben ze gebruikt om de sound tot in de puntjes te perfectioneren. Eén ding is na deze magische avond zeker: we gaan weer heel veel van de band horen. Zeker met het nieuwe album ‘Is The Is Are’ op komst. Exciting stuff.

Zeker nadat de avond werd geopend door TV Wonder, waarme we laatst nog een knallende sessie opnamen voor TDI Video!

TV Wonder

DIIV

Alles kent een keerzijde; dat hebben de likely lads van Palma Violets aan den lijve ondervonden, toen de band na welgeteld één single op de cover van NME werd gesodemieterd. Zo’n uitgebreide feature bleek namelijk geen garantie voor langetermijnsucces en debuutplaat ‘180’ kreeg nauwelijks de aandacht die het verdiende. Dat is zonde, maar de wereld draait door. En dus, twee jaar later, is daar eindelijk de opvolger: ‘Danger In The Club’.

En het is meteen gevaarlijk in de club, want het deugdzame volksliedje Sweet Violets, dat het begin van de plaat inluidt, wordt al snel op brute wijze neergesabeld door het heerlijk onstuimige Hollywood (I Got It). Ook op English Tongue en Secrets Of America rammelen de Palma Violets weer als vanouds.

 

 

Toch zijn er soundwise een aantal zaken veranderd. Veel vaker wordt er naar rustmomenten gezocht, zoals op het Bob Dylan-achtige The Jacket Song – waarachtig een oase van rust – en de enigszins teleurstellende ballade Matador. Ongeëvenaard blijven de Londenaren echter in het maken van hoogst aanstekelijke garagepopliedjes, recht uit het hart en deze keer overgoten met een speelse, nonchalante drive. Op dat vlak vertonen Palma Violets veel gelijkenissen met The Clash en de late Libertines.

‘Danger In The Club’ is een plezierige, boeiende en, met al dat gejoel en al die zwaar aangezette gitaarpartijen, ook een vrij banale plaat geworden. En dat is vooral een goed teken, want zolang de boys zich van niets en niemand iets aantrekken, is Palma Violets op zijn allerbest.

 

There’s blood on that blade, fuck me, I’m falling apart’. Het is een zin uit No Shade In The Shadow Of The Cross van de plaat ‘Carrie & Lowell‘, maar voor hetzelfde geld is ‘ie afkomstig uit de afscheidsbrief van een stervende. Om maar aan te tonen dat Sufjan Stevens niet de vrolijkste plaat uit zijn carrière heeft gemaakt.

De muzikale duizendpoot neemt op zijn zevende studioplaat (kerstspecials en EP’s niet meegerekend) op indrukwekkende wijze afscheid van zijn moeder Carrie, die overleden is in 2012. Muzikaal gezien is dit het meest spaarzame album uit zijn oeuvre. Geen elektronica, zoals in ‘The Age Of Adz’, geen barokke composities, zoals in ‘Illinois’; slechts een enkele spaarzame gitaar en Stevens die langzaam de snaren plukt als ware het rijpe appels. Al zijn die appels nergens zoet. Nee, afgaande op deze plaat, was de relatie eerder zuur. Dat mag niet verbazen, aangezien ze hem verliet toen hij nog een kleuter was. Toch brengt haar sterfbed hen terug bij elkaar: ‘Did you get enough love / My little dove / Why do you cry? / And I’m sorry I left / But it was for the best / Though it never felt right’, klinkt het in het onmetelijk mooie Fourth Of July. Het gemoed schiet vol.

 

 

Deze plaat is te beluisteren op eigen risico. Een plaat vol droefenis en afscheid, een plaat die naar adem doet happen, maar als je eenmaal zoveel schoonheid hebt gehoord, luister je niets anders meer.

Genres, zeg je? We leven in 2015! Op dit moment bestaan er honderden artiesten die niet in een hokje geplaatst kunnen worden. Maar als je dacht dat je veelzijdige artiesten kende, bereid je dan maar eens voor bij Chazwick Bundick, a.k.a. Toro y Moi. Met zijn vijfde plaat onder deze Frans-Spaanse naam is het overduidelijk: deze alleskunner valt nooit in een hokje te stoppen.

 

 

Het spectaculaire ‘What For?’ bestaat uit tien nummers, die stuk voor stuk op hun eigen manier evenveel hitpotentie hebben. Bundick slaat telkens weer vol de spijker op zijn kop met zijn funky beats, psychedelische riffjes, zwierige synths en de fijne Tame Impala-achtige feeling die door het album vloeit. Alles duidt op een ontzettend chille plaat, waar woorden eigenlijk voor tekort schieten.

Los Angeles is geen Groningen. Wuivende palmen tegenover hangende treurwilgen, witte stranden en een blauwe zee tegenover een stadsstrand aan een verontreinigd kanaal. Santa Fé weet op hun nieuwe EP ‘Maneki Neko’, uitgegeven door Purple Noise Records Club, in vier fantastische nummers beide knap te combineren tot een sterk zonnig-ellendig garagepop geluid.

Muzikaal leunt het zestal naar bands uit de zonnige westkust van Amerika, als Thee Oh Sees en Ty Segall, maar voegt daar vooral qua sfeer en tekstueel een diepere, laten we het een Groningse dimensie noemen, aan toe. Waar de vorige EP redelijk upbeat garagerock was, is hier het tempo in de meeste nummers omlaag geschroefd en nemen de toetsen en monotone drums veel meer ruimte in. De teksten zijn daarbij bovendien behoorlijk mistroostig. “La la la la, the world is a lonely place” in Apneu en “found myself inside a well, crawling out again” in The Well bijvoorbeeld: geen vrolijke zaken maar wel ‘het echte leven’ en resulterend in een zeer sterk sfeerbeeld.

Het psychedelische en licht optimistisch Jellybean, die niet zou misstaan op Ty Segalls ‘Manipulator’, is wat sneller dan de andere nummers en valt daardoor het eerst op. Meer luisteren levert echter gelijke waardering voor alle vier de nummers op, vandaar ook dat ze alle vier een eigen clip krijgen de komende weken. Stuk voor stuk zitten ze knap in elkaar en elk nummer heeft zijn eigen aantrekkingskracht. Als het geen bas-, synth- of gitaarlijntje is, is het wel een fantastisch refrein of heerlijke break. Eigenlijk is er maar één ding kut aan deze EP: hij duurt maar 12 minuten.

 

theeohsees

 

Liefhebbers van steengoede garage schrokken zich een hoedje, toen Thee Oh Sees een paar maanden geleden aankondigde om ‘tijdelijk tot misschien wel voorgoed’ on a break te gaan. Onverwacht, zeker niet na het sterke ‘Floating Coffin’ uit 2013. Er blijkt gelukkig niks van een break terecht te komen, want op het nieuwe album ‘Drop’ klappen de psych-goeroes van Thee Oh Sees er weer als vanouds vol op. 

Castle Face
Via het eigen label Castle Face Records van frontman John Dwyer komt ‘Drop’ uit, dat (met allerlei losse releases) zo’n beetje het twaalfde studio-album in acht jaar tijd is. Deze dans wordt geopend door het freaky pareltje en eerste single Penetrating Eye. Een geflipte opener met een energie-level van 38.000, dit kan niet meer misgaan! Want dan, nummer twee Encrypted Bounce, daar zijn we weer! De hoge, zo fuckin’ lekker typerende hoge samenzang die je hele onderbuik laat gloeien. Met haast Sonic Youth-achtige gitaarklanken aan de ene kant, wiebelende baspartijen en de solo-gitaar die op zijn Dwyeriaans overal heerlijk doorheen aan het friemelen is, bouwt het nummer naar een minutenlange durende climax, waarin Mikal Cronin nog een deuntje meespeelt op altsaxofoon.

 

 

 

 

Freaky fuzz!
Dwyer flikt het altijd om het uiterste in zijn luisteraar omhoog te halen en hem compleet aan de speakers gekluisterd te houden. Zo ook door de rest van het album. Put Some Reverb On My Brother is ook zo’n nummer dat elke kant op kan gaan, en ook gaat. Klakkeloos vinden de meest plotselinge wendingen plaats, zit het vol gekke song-structuren, freaky tweede stemmetjes, overdonderend dikke fuzz-gitaren en een brug met luchtige akoestische gitaren: het zit er allemaal in. Via de razende madness van Drop naar het groovy en catchy Camera (Queer Sound) tot en met afsluiter The Lens, waar Dwyer in de fluweelzachte psychedelische jaren van de jaren zestig duikt. Dwyer heeft een rond, inventief en zeer kleurrijk album geschreven waar weer een hoop op te ontdekken valt. Inclusief lelijk artwork. Wat wil je nog meer? Kopen die handel!
Ricardo Jupijn

 

 

 

 

cloud nothings band

 

Voordat Cloud Nothings in 2012 doorbrak met het fenomenale ‘Attack On Memory’, bracht de band uit Ohio al twee platen uit die zo’n beetje in het blije surf- en grungepunk-hoekje zaten. Des te meer viel het op dat Cloud Nothings op ‘Attack On Memory’ vooral kwáád was. Heel kwaad. De plaat kende een spaarzaam luchtig momentje, maar op het gros van de songs schreeuwde voorman Dylan Baldi de longen uit zijn lijf, al dan niet zijn gitaar molesterend in minutenlang, in distortion gedrenkt beukwerk.

 

Donkere periode
In interviews vertelde Baldi destijds steevast dat hij door een donkere periode van zijn leven ging en dat zo van zich af wilde schreeuwen. Dat lijkt anno 2014 enigszins gelukt. ‘Here And Nowhere Else’ is een luchtigere en positievere plaat. Dat wil niet zeggen dat Cloud Nothings terug gaat naar zijn begindagen. Op Just See Fear en No Thoughts zet Baldi als vanouds zijn schuurpapieren, niet door enige zangtechniek gehinderde strot vol open. Anderzijds zijn opener Now Hear In en single I’m Not Part Of Me onmiskenbaar catchy, bijna vrolijk.

 

 

 

 

Beide persoonlijkheden
En het vergt wat luisterbeurten, zeker wanneer je zoals ondergetekende het indrukwekkende ‘Attack On Memory’ nog vers in het geheugen hebt. Maar ‘Here And Nowhere Else’ is absoluut geen slechte plaat. Nee, een nieuwe Wasted Days staat er niet op. Het ruim zeven minuten durende Pattern Walks heeft een opvallend gelijke structuur, maar is velen malen minder, eh, ja, boos. En dat tekent de hele plaat. Wie beide persoonlijkheden van Cloud Nothings wel goed trok, zal ook geen moeite hebben met deze nieuwe.
Robin van Essel

trust band

 

Drie jaar geleden maakte de wereld kennis met Trust. De Canadese act is als een persoon, waarvan je maar huiverig de hand schudt en waarvan je de eerste minuten doodsbang bent, maar die later uitgroeit tot een goede vriend. Met ‘Trst’ was er in 2012 een tweede date. Het gloednieuwe ‘Joyland’, waarop oprichter Robert Alfons het heft in eigen handen neemt, voelt als vertrouwd.

 

Muzikale afdaling
Op die plaat keert Trust, dat sinds het vertrek van Maya Postepski in 2012 een eenmansact is, terug zoals ze haar fans na ‘Trst’ voor een jaar verliet: een donkere nacht, met een ongekend heldere sterrenhemel. De tandwielen van industrieel klinkende house en wat opgewektere synth-pop doen Trust’s machine nog altijd op volle toeren draaien. Alfons verhit de koude elektronica tot een ongekende temperatuur en sleept zijn luisteraar, met de psychedelische plaatopener Slightly Floating (een titel die het gevoel perfect samenvat), aan diens oorlellen naar de droomwereld die ‘Joyland’ heet. Daarna volgt een muzikale afdaling, waarin Trust zijn apparaten als besturingsmechanisme gebruikt. Geryon, een up-tempo housenummer, is bijvoorbeeld het tegenovergestelde van de eerdergenoemde opener van het album. Het album is continu in beweging.

 

 

 

 

Nachtelijke kop koffie
Dit derde album is een vertrouwensval in het oneindige, waarbij Trust geen steken laat vallen. Het album is voelt als een rondleiding door een wonderlijke wereld, van dansvloeren (Are We Arc en Icabod) tot verlaten industrieterreinen (Four Gut). ‘Joyland’ is voor de nacht, wat een kop koffie is voor de morgen.
Dirk Baart 

 

 

 

 

Mac DeMarco

 

Our main squeeze, mister Mac DeMarco, is back! Deze slacker pur sang komt begin deze maand met zijn derde elpee, die met de naam ‘Salad Days’, geheel in stijl een schijnbaar idiote titel heeft. Echter bij de release van het eerste nummer Passing Out Pieces werd het duidelijk dat Mac een andere kant opging, die gekenmerkt werd door een nieuwgevonden tastbare kwetsbaarheid ten opzichte van zijn gewoonlijk laconieke houding.

 

Mondaine glorie
Hoewel Mac op ‘2’ al schreef over zijn wereld in al haar mondaine glorie, viel op dat er een zekere terughoudendheid was. Toch kon je bij de hoogtepuntjes van zijn vorige platen, zoals Only You en My Kind of Woman, even een glimp opvangen van zijn ware gevoelens. Naast een komische eerbetoon aan zijn lievelingsmerk sigaretten, Ode to Viceroy, blijven zijn beste nummers toch de nummers waar hij zich even ontwapend van zijn komisch talent. Dit is dan ook de reden waarom ‘Salad Days’ zicht heeft ontpopt tot een geweldige plaat. Mac is opgegroeid en heeft niet meer de neiging zich te gedragen als een viertienjarige jongen die drastisch een flinke dosis Ritalin nodig heeft.

 

 

 

 

‘Rolling through life, to roll over and die/Salad days are gone’ 
Opener Salad Days knalt door de speakers en de naïeve melodie doet gelijk denken aan de typische onzinnige Mac-song, maar na enkele keren luisteren begint de ironie duidelijk te worden. Na enkele minder memorabele, maar totaal niet slechte nummers, begint het synth-gedreven Passing Out Pieces, waarin DeMarco ons vertelt over zijn publieke imago en de confrontatie hiermee. Na het akoestische Treat Her Better klinken enige drumslagen die Chamber of Reflection openen. De galmende drums verdrinken al snel in weelderige synthesizers en een melancholisch zingende Mac. Dit is wat Mac DeMarco kan én moet doen, een prachtig nummer waarin hij zijn oppervlakkige flegmatisme loslaat voor werkelijke gevoelens.

 

Dit is dan ook het enige écht frustrerende aan ‘Salad Days’. De kennis dat Mac met iets meer tijd en moeite nog veel meer prachtige nummers had kunnen maken als Passing out Pieces en Chamber of Reflection.
Domenico Mangione

 

 

 

 

the breaks band

 

Voorschoten, een schijnbaar nietszeggend dorp met drie afgebeten nagels als wapen, heeft veel geheimen. Naast een donkere kamer van ene Osewoudt, zouden de geblindeerde ruiten van Putin’s limousine zich geregeld bevinden in het burgerlijke Voorschoten. Een geheim dat nu volkomen onbeheersbaar en onafwendbaar ontbloot wordt is de jonge band The Breaks, die bestaat uit een hoopje gereïncarneerde nozems.

Gruizig nostalgisch
De titel ‘Something New’ lijkt tegenstrijdig te zijn, aangezien de EP verdrinkt in gruizige en ogenschijnlijk nostalgische nummers. Op Water wordt de nostalgische knipoog naar beatmuziek al snel duidelijk met Paul McCartney-achtige vocalen. Toch is The Breaks niet één of ander “retro-revivalbandje”, zijn interpretatie van vuige garagerock à la The Black Lips, Ty Segall en The Growlers wordt met veel genoegen in onze oorschelpen opgenomen. Hoewel de eerste twee nummers enigszins tegenvallen, wordt dit meer dan goed gemaakt met nummers als Water en het heerlijk vunzige fuzz-geladen Waiting For Something New. Het tweede gedeelte van de plaat laat zien dat deze jonge Voorschotenaren zeer getalenteerd zijn en veel in hun mars hebben. Wij willen meer!