Wat doe je als overal om je heen schoten klinken, extreemrechtse politici verkozen worden en musici maatschappelijk geëngageerde albums uitbrengen, terwijl jouw band bekend staat om zijn zonnige zomerplaten? Dan maak je je zonnigste zomerplaat tot nu toe! Althans, die route du soleil nemen de Parijse popsterren van Phoenix op hun recente zesde album Ti Amo, waarop de Franse feniksen vier jaar na Bankrupt! uit hun as herrijzen.
Als we gitarist Christian Mazzalai aan de telefoon krijgen, bevindt de band zich in de Verenigde Staten. Frontman Thomas Mars woont sinds een paar jaar in New York met zijn vrouw, filmregisseuse Sofia Coppola, het viertal speelde meer shows in het land dan waar ook ter wereld en Phoenix is er bijna twintig(!) jaar na zijn oprichting groter dan in thuisland Frankrijk. In 2013 stonden de Fransozen zelfs op de felbegeerde headlinespot van Coachella. De andere plaatsen aan de top van het affiche werden ingevuld door Red Hot Chili Peppers en Britpopgiganten Blur en The Stone Roses, die de spotlight zelfs moesten delen.
Toch denkt de band bij het schrijven van Ti Amo geen seconde aan dat succes. Een hitsingle als If I Ever Feel Better, 1901 of Lisztomania? Die is voor Phoenix meer een vijand dan een vriend. “Je beperkt jezelf als je probeert een replica te maken”, meent Mazzalai. “Succes is onmogelijk te voorspellen. Dat is juist het mooie eraan. Daarbij is het onmogelijk om iedereen tevreden te stellen.” De tevredenheid van de bandleden zelf, die staat dan ook voorop. “Het belangrijkste voor ons is om onszelf te vernieuwen. Dat kan soms misgaan, maar dat vinden we juist interessant. Failing is fun.” In het geval van Ti Amo resulteerde die instelling in uitgebreid experiment. De band nam meer materiaal op dan ooit, vertelt Mazzalai: “We hebben nog een berg onafgemaakte nummers liggen.”
“Het is een beetje als de eerste keer met een meisje.”
Je t’aime, Paris
Het heeft alles te maken met de manier waarop het viertal jeugdvrienden het album opnam. Phoenix betrok daarvoor in 2014 La Gaîté Lyrique, een achttiende-eeuws theater in het centrum van Parijs, op zo’n tien minuten lopen van Centre Pompidou. “Het gebouw is een aantal jaar geleden veranderd in een heel veelzijdige ruimte, die plaats biedt aan een museum, een digitaal kenniscentrum en veel werkplekken”, legt Mazzalai uit. “We verbleven drie jaar lang in een kleine kamer op de achtste verdieping. Door het raam hadden we uitzicht op Montmartre.”
Al snel veranderde de lege verdieping in een echte studio. De band bouwde een systeem dat hen toestond continu op te nemen, ook terwijl het album nog geschreven moest worden. “Daardoor konden we van elk idee de eerste take terugvinden en gebruiken als we dat wilden”, wijdt Mazzalai uit. “We zochten de datum waarop we een bepaalde melodie voor het eerst speelden terug in een database en zetten die dan op het album. Die takes zijn heel charmant: je kunt er echt de emotie op voelen. Het is een beetje als de eerste keer met een meisje.”
Het zorgde er wel voor dat Phoenix heel veel eerste keren met heel veel meis… eh, melodieën beleefde. “We hadden geen deadline, dus we hebben langer aan het album gewerkt dan we van te voren verwacht hadden”, herinnert Mazzalai zich. Het verlangen van hem en zijn bandgenoten om trots te kunnen zijn op het geheel zorgde ervoor dat het album tot de laatste minuut van de laatste dag uit elkaar kon vallen. Soms werd een nummer waaraan lang was gewerkt zonder pardon de prullenbak in gegooid. “Op de laatste dag hebben we nog drie uur aan een nummer gewerkt, dat op dat moment nog alle kanten uit kon.”
Die serieuze instelling past bij de negen-tot-vijfmentaliteit die Phoenix in het proces van Ti Amo steeds meer onder de knie kreeg. Als de bandleden ’s ochtends bij hun studio aankwamen, werden ze omringd door ‘normale’ vaders en moeders die werkzaam waren bij startups van allerlei soorten en maten. “We vinden het belangrijk om ieder album op te nemen op een nieuwe plaats, maar zo dicht bij de echte wereld waren we nog nooit”, vervolgt de gitarist in gebrekkig Engels. “Normaal gesproken namen we vaak ’s nachts op. Nu hadden we de zon in onze rug en ik denk dat je dat goed kunt horen op het album.”
Toch spendeerde Mazzalai een nacht in La Gaîté Lyrique. Die van 13 november 2015, toen verscheidene terroristische aanslagen plaatsvonden in Parijs. Poppodium Bataclan, waar 89 mensen gedood werden tijdens een concert van Eagles of Death Metal, bevond zich vlakbij, en Mazzalai kon de studio niet in veiligheid verlaten. “Het is een donkere tijd”, stemt hij simpelweg in. “Er heerst veel spanning in Parijs en ik denk dat de gebeurtenissen van de afgelopen jaren natuurlijk invloed hebben gehad op ons. Dat gebeurde alleen onbewust.”
“Juist door de duisternis wilden we op zoek naar het licht.”
Ti Amo is dan ook geen politiek getinte plaat geworden. In eerste instantie voelden Mazzalai, Mars, bassist Deck d’Arcy en gitarist Laurent Brancowitz (Mazzalai’s oudere broer) zich daar schuldig over. Moesten zij de Parijzenaren niet vanuit de popwereld een hart onder de riem steken? Jawel, was het antwoord, maar de manier waarop was vrij voor eigen invulling. “Het voelde zoals je behoefte hebt aan een vrolijk nummer als je verdrietig bent. Juist door de duisternis wilden we op zoek naar het licht.”
Ti Amo, Roma
Dat licht vond het viertal in de vorm van een lost paradise. Op Ti Amo, Italiaans voor ‘ik hou van je’, staat het laarsvormige land en de liefde centraal. Op de hoes prijkt Italiaanse straatkunst, de tussen-kunst-en-kitsch video van leadsingle J-Boy werd voor het eerst uitgezonden op een Italiaanse televisiezender en het album is doordrenkt met Italiaanse disco-invloeden.
De tracklist liegt er ook niet om: die reikt van Ti Amo via Tuttifruti naar Fior Di Latte (Italiaans voor ijs), een nummer dat de vormen van een vrouw vergelijkt met Italiaanse koeienkaas en in première ging in een door Coppola geregisseerde lingeriereclame. Vervolgens volgen nog het naar een Romeinse straat vernoemde Via Veneto en afsluiter Telefono. “Mijn broer en ik zijn half Italiaans”, legt Mazzalai uit. “We gingen daar vaak heen op vakantie toen we klein waren. Maar ik had niet verwacht dat het ooit zo’n grote rol zou spelen op een Phoenix-plaat.”
De Italiaanse invloeden op Ti Amo voelen ook als een soort vakantie, naar een geromantiseerde versie van het land, Europa en de wereld. Mars klinkt soms, vervreemdend door verschillende talen door elkaar heen te gebruiken, bijna als een karakter als een film. Steven Spielbergs Close Encounters Of The Third Kind (1977) speelt een belangrijke rol: Mars vat de film op als perfecte metafoor voor zijn visie, zijn artiestendom.
Oude vrienden Daft Punk en Air (Mars’ zangstijl doet op Ti Amo bij vlagen aan beiden denken) opereren in het science fictiongenre, Phoenix voert hier voornamelijk een romantische komedie op. Pure emoties spelen dan ook een belangrijke rol: liefde en lust staan samen in de spotlight. ‘Love you! Ti amo! Je t’aime! ¡Te quiero! ’, zingt Mars op de titeltrack, waarin hij ook refereert aan de Italiaanse zangers Franco Battiato en Lucio Battisti. ‘Let’s rip it al lto confetti (…) we’re meant to get it on’, vervolgt hij op Fior Di Latte, waarin Mars het album later samenvat: ‘Don’t think about it, trigger me happy.’
Niet bepaald een naargeestig album dus, maar Ti Amo klinkt ook nostalgisch. Vol van verlangen naar een verloren liefde die een metafoor lijkt voor een maatschappij die niet meer bestaat en misschien wel nooit bestaan heeft. “Die gemengde gevoelens vormen de link tussen al onze albums”, legt Christian Mazzalai uit. “Onze muziek is altijd melancholisch geweest. De luisteraar heeft het misschien niet altijd door, maar wie onze teksten leest weet dat ze soms best donker zijn. Verdriet en vrolijkheid zijn veel dichter aan elkaar verbonden dan we denken. Net als de waarheid liggen de krachtigste emoties vaak ergens in het midden.”