Waar het in deze tijd van het streamen steeds meer de norm wordt om veel muziek online te zetten, werken sommige muzikanten nog steeds eindeloos nauwkeurig aan een nieuwe release. Voormalig Talk Talk-bassist Paul Webb kan daar over meepraten met Rustin Man. Hij brengt maar zelden iets uit, maar het is het altijd waard. “Mijn label Domino gaf mij een vrijbrief en daarmee het vertrouwen om een plaat te maken. Het duurde veertien jaar voordat ik terugbelde omdat het klaar was.”
In 2002 verscheen zijn debuut, het orkestrale Out Of Season. Een echte herfstplaat, ingezongen door Beth Gibbons van Portishead. Er gingen nog twee jaar voorbij na het telefoontje aan Domino, maar nu is Webb dan eindelijk klaar voor zijn eerste echte soloplaat: Drift Code. “Ach, houd op hoor” lacht de 56-jarige. “Ik schaam mij oprecht voor hoe lang het geduurd heeft. Veel was nieuw voor mij: ik mixte nooit eerder een album, ik produceerde nooit een plaat en dit is ook de eerste keer dat ik liedjes schreef om zelf te zingen. In die zin voelt dit als een debuut. Ik wilde alles zelf uitvogelen… Alleen koste dat iets meer tijd dan ik in eerste instantie dacht.”
Een nieuwe start, hoewel de naam Rustin Man al ruime tijd meegaat. Toch koos hij opnieuw voor dit alter ego. “Ik noemde mijzelf Rustin Man toen ik een plaat schreef met Beth. Dat was vooraal een songwriters-ding, haar songwriters-ding. Deze plaat kwam vanuit een zelfde behoefte. Alleen schreef ik de liedjes deze keer zelf. Beth heb ik nog niet gesproken over de plaat, maar ze gaat op tournee deze zomer, dus we treffen elkaar ongetwijfeld op een festival.”
“Als je een plaat opneemt, beïnvloedt de plek altijd de muziek die je maakt. Je creëert je eigen, parallelle wereld, een ontsnapping aan deze wereld”
Een ontsnapping aan deze wereld
Voor het schrijven van Drift Code trok Webb zich terug en op de fijnst denkbare plek. Hij nam de plaat volledig op in zijn eigen boerderij in Essex. “De sfeer van het album en de video’s kun je herleiden naar onze boerderij. Toen mijn vrouw en ik naar een huis zochten vonden we op een open veld een big empty shell. Het voelde niet als een thuis, maar eerder als… nowhere. We moesten eindeloos verbouwen. Er kwam een keuken en een studio in. Die stopten we helemaal vol instrumenten, ornamenten en standbeelden waardoor de studio een otherworldly sfeer kreeg. De atmosfeer was magisch. Als je een plaat opneemt, beïnvloedt de plek altijd de muziek die je maakt. Je creëert je eigen, parallelle wereld, een ontsnapping aan deze wereld.”
Die bewoonde en bruisende wereld was ook niks voor Webb. “Mijn platenlabel is mijn enige connectie met de moderne wereld. Ik weet ergens wel dat dit mijn eerste plaat is in het streaming-tijdperk, maar ik denk er niet teveel over na. Ik ben vooral erg blij dat mijn platenlabel mij volledig steunde bij het opnemen van de plaat zoals ik dat wilde. Domino mag verder bepalen wat er met deze plaat gebeurt. Voor mij is het werk in de studio waar het om draait, wat er daarna met de plaat gebeurt maakt mij niet zoveel uit.”
Onschuldige muziek
Terug naar de studio dan. Ergens kwam het besluit dat de plaat klaar was, maar wanneer was een goede plaat ook échte een goede plaat? “De platen die ik probeer te maken komen van ergens anders. Platen die je niet ergens anders kunt horen. Dat is mijn grootste doel. Daarom probeer ik moderne muziek ook te mijden. Ik wil niet beïnvloed worden. Ik wil het op mijn eigen manier doen. Mijn favoriete albums klinken like nothing else. In ieder geval niet als een hoop andere platen. Tijdens het schrijven van Drift Code vond ik het fijn om muziek te luisteren die helemaal los staat van mijn creaties. Ik had momenten dat ik helemaal in reggae dook. Het is onschuldige muziek, die je niet teveel beïnvloedt. Het is eerder gezellig. Ook luisterde ik veel naar muziek uit de jaren veertig.”
Een periode die je ook terugziet op de hoes van Drift Code, waar een oud Hollands draaiorgel op staat dat in de straten van Rijswijk speelt. “Ik zag de foto en het heeft een prachtige sfeer. Iets magisch. Ik houd van orgels en kwam de foto op het spoor via een orgelbedrijf. Ze hadden een archief vol foto’s van ouderwetse modellen. Toen ik deze zag wist ik meteen: dit moet ‘m zijn: de albumcover! De geschiedenis van dit orgel is interessant. Door de jaren heen veranderde hij steeds per eigenaar van vorm en van kleur. Ik geloof dat hij nu ergens draait in Engeland.”
Slechte beginner
Binnenkort gaat Rustin Man ook weer de oceaan over. Hij is van plan een uitgebreide tournee te maken, eveneens zijn eerste in lange, lange tijd. Spannend. “Oh god, yes! Een coming-out als zanger op mijn leeftijd, dat is heftig. That took ages. Maar eerlijk toegegeven: ik ben altijd nerveus geweest voor optredens. Ik ben een slechte beginner, maar als ik eenmaal ergens aan begonnen ben, wil ik het goed afmaken. Ik kom ook zeker jullie kant op. Holland was one of the first countries that recognized Talk Talk.”
Na het uiteenvallen van Talk Talk in de jaren negentig hield Webb contact met drummer Lee Harris. Ze speelden samen als het experimentele ‘O’Rang, dat eveneens samenwerkte met Beth Gibbons. “Lee is een unieke drummer. Hij nam ook de drums op voor mijn nieuwe plaat en was een grote hulp voor de backing-tracks en deze opnames.” Hoewel Webb en Harris na de grootste successen van begin jaren tachtig niet meer zo in de schijnwerpers staan, lijkt voormalig Talk Talk-frontman Mark Hollis helemaal van de aardbodem verdwenen te zijn. Spreken ze elkaar nog wel eens? “Mark Hollis? No, noooo.” Webb begint te lachen. “Ik heb totaal geen contact met Mark Hollis. Ik denk dat niemand dat heeft. Hij heeft zijn leven. Deed zijn ding. En dat was dat.”
“Het is tegenwoordig zo ver weg van mij dat ik mezelf eigenlijk ook steeds meer als een fan van die plaat zie”
Toch koestert Webb bijzondere herinneringen aan zijn tijd met Talk Talk. De band werd meteen wereldberoemd met hun pakkende synthpop-hits, maar werd vervolgens per plaat artistieker. Talk Talk besloot hun carrière met twee ongelofelijk vooruitstrevende platen, waar hun platenmaatschappij echter geen verkoophits in zag. “Ik houd van Spirit Of Eden. Dat is mijn favoriet. Die plaat klinkt echt als geen enkele andere. Ik hoorde niet zo vaak wat het album voor mensen betekent heeft, maar de laatste tien, vijftien jaar begint Spirit Of Eden een volledig eigen leven te leiden. Which is lovely”, lacht hij. “Maar het is tegenwoordig zo ver weg van mij dat ik mezelf eigenlijk ook steeds meer als een fan van die plaat zie!”
Hij besluit nog met een levensadvies voor de – jongere – lezers. “Don’t copy other people. Find inspiration within yourself. That’s the best advise I can give.”