We proberen eens wat nieuws: The Daily Indie Filmreview. Een rubriek waar we natuurlijk niet iedere blockbuster of arthouse-hit die de zalen in wordt geslingerd bespreken, maar eentje waarop we ons focussen op films die voor jou als (indie)muziekliefhebber interessant kunnen zijn. Als eerste aan de beurt: Mandy.

Psychedelische paars getinte landschapsbeelden die zo van de cover van een verloren jaren zestig-rockalbum lijken te weggelopen, een – mogelijk demonische – aan lsd verslingerde bikergang, Nicolas Cage die gekleed in slechts een witte onderbroek en een t-shirt met tijgerprint een badkamer aan gort slaat, macaronireclames met in de hoofdrol een kotsend monster, een man op man kettingzagengevecht én een waanzinnige laatste filmscore van de veel te vroeg overleden componist Johánn Johánnsson. Zomaar een greep uit de elementen die Mandy, de nieuwste film van cultregisseur Panos Cosmatos, een van de meest, ahem, bijzondere filmervaringen van het najaar maken.

 

Trippy odyssee
Cage speelt Red Miller, die samen met zijn vriendin Mandy (Amanda Riseborough) een idyllisch bestaan in een hutje in de Mojavewoestijn in Californië heeft. Totdat het oog van cultleider Jeremiah Sand (Linus Roache) op Mandy valt en Reds o zo vredige bestaan aan stukken wordt gescheurd. Dat klinkt misschien als het type wraakfilm waar er al zoveel van zijn, maar net als Cosmatos’ vorige film mondt Mandy uiteindelijk uit in een waanzinnige, trippy odyssee die het vooral moet hebben van het  visuele aspect en een verdrukkende, psychedelische sfeer.

Waar Cosmatos zijn eerdere film Beyond The Black Rainbow (2010) echter ten onder ging aan een wel héél wazig plot, een daverende anti-climax en weinig spectaculair acteerwerk, zit Mandy stukken beter in elkaar. Met Cage en Riseborough (die je zou kunnen kennen uit films als Oblivion en Oscar-winnaar Birdman) in de gelederen wordt er naar behoren geacteerd, waarbij vooral de rol van eerstgenoemde opzienbarend is. Nadat hij jarenlang zijn geld verdiende met blockbusterrommel als de Ghost Rider-films en een ontelbare hoeveelheid inwisselbare direct to video-actiefilms zet Cage voor het eerst sinds Kick-Ass (2010) eindelijk weer eens een rol neer die memorabel is om de juiste redenen.

Tikkende tijdbom
Hoewel er een paar scènes in de film zitten waar Cage over the top gaat zoals alleen hij dat kan, is Red juist een fascinerend karakter omdat alle pijn en woede die hij in zich heeft dikwijls intern blijven. De rol is een soort tikkende tijdbom, die maar op selecte momenten tot uitbarsting komt. Cage wordt prima ondersteund door de rest van de cast. De rol van Riseborough is door de aard van een wraakvertelling als dit vrij beperkt, maar ze vult haar gebrekkige screentime met verve. Roache is een heerlijk haatbare slijmbal als uiterst kwaadaardige cultleider Sand. Al geven Cosmatos en mede-scenarist Aaron Stewart-Ahn hem een intrigerende backstory mee – hij flopte als singer-songwriter in de jaren zestig, waarna hij een ongespecificeerde religieuze openbaring kreeg  wat overigens verder niet meer benut wordt.

Daarin zit hem het grootste probleem van Mandy, het uiterst zorgvuldig en rustig opgebouwde eerste uur zet een interessante wereld neer, die eigenlijk niet meer benut wordt zodra in de tweede helft alle remmen losgaan. Wat voor verlichting Sand met zijn cult hoopt te bereiken wordt nooit precies duidelijk, evenals of ze nu christelijk of satanisch zijn. Of de bikergang waardoor Mandy gekidnapped wordt nu echt bestaat uit demonen of dat het gewone mensen zijn die aan de speciale soort lsd zitten waar in een paar dialogen over wordt gerept, en waar Red op een gegeven moment ook een goede dosis van neemt, blijft vaag. Dat is allemaal geen ramp, waarschijnlijk gaat niemand naar een film als dit om overdonderd te worden door een wervelend verhaal, maar het aantal onbeantwoorde vragen of plotdraadjes die blijven hangen zorgen er wel voor dat de tweede helft wat holler aanvoelt dan de eerste.

Ultrageweld
Wat niet wil zeggen dat er in die tweede helft niks te genieten valt. Het bizarre ultrageweld wat losbarst zodra Red zijn eigen strijdbijl smeed(!) en eerst de bikers en daarna de cult te lijf gaat, vliegt per minuut harder uit de bocht. Jóhannsson’s daverende, zeurende score bevat hoogtepunt na hoogtepunt, al bereikt hij nét niet het niveau van zijn samenwerkingen met de Frans-Canadese regisseur Denis Villeneuve voor de film Prisoners. Cosmatos bewijst opnieuw dat hij een waanzinnige visuele regisseur is en tovert wat onvergetelijke beelden uit zijn mouw. Met als hoogtepunt het prachtige, langgerekte eindshot wat zo uit de pagina’s van een seventies science-fiction pulpcomic had kunnen komen.

In al zijn gestileerde glorie staat dit shot in schril contrast met het nog relatief naturelle openingsshot, waarin we het landschap rond de Shadow Mountains overvliegen onder begeleiding van King Crimson’s Starless (1974). Zonder verder veel weg te geven over het verloop van het plot, voor zover dat er is, geeft het contrast prachtig weer in hoeverre Red’s wereld aan het einde van de film overhoop gegooid is. Daarmee zegt Cosmatos meer dan met duizend woorden. Als het hem in de toekomst lukt de balans tussen het visuele en het verhaal beter te behouden levert hij misschien eens een écht meesterwerk af, maar Mandy is een prima alternatief voordat het zover is.