Niemands tofheid is er de afgelopen twintig jaar op vooruit gegaan door te roepen dat Joan Of Arc cool is. Een vaststelling die frontman Tim Kinsella zelf doet in het begeleidend schrijven van Joan Of Arc’s nieuwste: He’s Got The Whole This Land Is Your Land In His Hands. Een doelmatig onverteerbaar stuk muziek dat zich slechts laat waarderen uit een staat van narcose.

Ontregelde akkoorden, wat eenvoudige electronica en de puberale snik van Tim Kinsella die bovenstaande regel uithuilt. We schrijven de eerste paar seconden van Joan Of Arcs debuut in 1997, A Portable Model Of. Een plaat die Kinsella’s literaire pretenties niet onder stoelen of banken steekt, maar indierock, doelloze electronica en geschreeuw etaleert op even flinterdunne als torenhoge wijze. Wat een kortstondige stuip lijkt, mondt evenwel uit in een serie van meer dan twintig platen, de één zo mogelijk nog weerbarstiger dan de ander.

Zeven jaar later wordt een volgende mijlpaal bereikt in de vorm van de plaat Joan Of Arc, Dick Cheney, Mark Twain: een onbestemde navertelling van de laatste drie werken van Scott Walker: politiek, historie, wetenschap, collage, wiskunde en, waarom niet, musique concrète. De hele geschiedenis van Joan Of Arc ziet eruit als één grote, waanzinnige en foeilelijke toren van Babel waarvan de bouw koppig wordt doorgezet, spraakverwarring of niet. Torens, muren en daken verschijnen zonder reden, medewerkers gaan en komen, plaat volgt op plaat op plaat.

Dan is het 2017 en, alsof het noodlot het zelf heeft voorgeschreven, verschijnt Joan Of Arcs meest recente: He’s Got The Whole This Land Is Your Land In His Hands. Om te beginnen: wat daar in de eerste anderhalve minuut op tekstueel vlak gebeurt is een vuistslag in het gezicht van de goede smaak. Het gezicht van het intellect ontvangt niet veel later een zo mogelijk nog hardere klap. Licht uit.

Wat daarna gebeurt, als smaak en verstand volledig uitgedoofd zijn, is interessant. De narcose. Halfslaap. Hallucinaties. Van Stranged That Egg Yolk tot F Is For Fake slijt de band een elektronische, toonloze groeve uit. Vreemd licht, vreemde schaduwen, geen onder, geen boven. Plooibare navigatie, plooibare tijd. Je kunt eruit stappen en het bloedeloze stuk herrie op wat voor manier dan ook doormidden breken, of je blijft er even in hangen. Als in een muf matras dat te diep is doorgezakt. Een wellicht bloedeloze en wat eenzame, maar niet per se onaangename toestand.

Dan is er toch ineens de grauwe alarmruis en spoken word van Ta Ta Terrordome. Wakker worden met een stomp in je gezicht, opnieuw. Bloedneus. De narcose ruist nog even na, maar maakt al snel plaats voor paniek:

Impossible love motivates everything / Except for the everything love makes without trying / so perhaps you’ve trapped me / that’s ‘cause I wanted trapping / you can not get above me / you don’t get to know things I don’t know