Ty Segall, een van de meest prominente figuren in de garagescene, heeft eigenlijk al genoeg omhanden, maar komt na twee jaar toch weer met een nieuwe plaat met zijn band Fuzz. ‘II’ is de opvolger van het in 2013 verschenen zelfgetitelde debuut en klokt met één uur en zeven minuten in op bijna het dubbele van zijn voorganger. Dat belooft wat.

Segalls werk met Fuzz staat garant voor zwaarder gitaarwerk dat neigt naar stoner- en proto-metal en op ‘II’ leveren ze eigenlijk precies dát. De plaat begint met ‘Time Collapse II / The 7th Terror’,  een zevend minuten durend intro waarin Ty en consorten een slijmerige slang loslaten in je gehoorgangen, die daar voor het volle uur rond zal blijven bewegen en alles opvreet wat ‘ie tegenkomt.

Op sommige tracks schreeuwt Segall dat het een lieve lust is, in andere nummers zijn zijn vocalen iets meer beheerst, maar altijd klinkt hij rauw en compromisloos. Hij en Fuzz zijn ook niet bang om voet in progterritoria te zetten en ontsporen hier en daar in lange jamsessies die schuren, knauwen, en vooral een heleboel noise en, inderdaad, fuzz achterlaten.

Het enige dat we de psycheads uit San Francisco enigszins kwalijk kunnen nemen is dat de hele plaat nogal veel van hetzelfde is. Saai is het allerminst, maar het gaat allemaal wel een beetje via hetzelfde stramien qua geluid en structuur. Je vergeeft het Segall echter onmiddellijk nadat de laatste tonen van afsluiter ‘II’  (jawel, ze hebben het outro naar de plaat vernoemd) zijn uitgedoofd. De geluidsexplosie die ze daar in je giechel mikken is namelijk genoeg om je oren nog lange tijd na te laten piepen. Op de goede manier, dan.

Luister ‘II’ hieronder!

 

 

 

UMO

Unknown Mortal Orchestra is het muzikale kindje van Ruban Nielson, oorspronkelijk uit Nieuw-Zeeland, nu woonachtig in Amerika. ‘II’ is de opvolger van het titelloze debuutalbum dat in 2011 verscheen, en zorgde voor een kleine hype rond UMO.

Door Lisa de Jongh

Er is op het nieuwe album een grote vooruitgang geboekt: ‘II’ klinkt ambitieuzer en inventiever, en is zelfs naast zijn rammelende voorganger redelijk geordend en ruimtelijk te noemen.Het vintage geluid van UMO en het denkbeeldige laagje stof waar de liedjes onder liggen, worden netjes afgewisseld met modern muziekspel; de gitaarpartijen van Nielson zijn fris en licht, de drums klinken ver op de achtergrond.Om maar wat referentiekaders te schetsen: denk Tame Impala zonder de effectenbakken, of Smith Westerns zonder de scherpe hooks. De tien nummers op ‘II’ blinken uit in minimalisme en eenvoud, zonder een moment te leeg te worden. In tegendeel: Nielson heeft de perfecte balans gevonden tussen ouderwets en modern (So Good At Being At Trouble), aanstekelijk (Swim and Sleep Like A Shark), traag (Monki), experiment (Dawn) en recht door zee (Faded In The Morning). Het geheel, kijkend naar de productie-skills van Nielson zelf, klinkt echter een tikkeltje dof. Afgezien daarvan, zeker een kanshebber voor de jaarlijstjes.

 

*Een interview met de band lees je in de nieuwe Issue van The Daily Indie