Na de release van zijn tweede album ‘Perpetual Motion People’ is het hard gegaan met Ezra Furman. Samen met zijn band The Boy-Friends stond hij afgelopen zondag in een Kleine Zaal van Paradiso, die volgens de kleine Amerikaan zelf een stuk voller was dan zijn vorige bezoek aan Amsterdam, een jaar geleden.

Furman bestijgt het podium in een rode jurk, parelketting en lippenstift en zet het nummer Restless Year in. Hiermee grijpt hij de aandacht publiek en laat deze de gehele show niet meer los. Vrijwel alle nummers van de nieuwste plaat worden gespeeld en ook de hits van het vorige album ‘Day of The Dog’ komen voorbij. Publieksfavoriet My Zero wordt enthousiast ontvangen.

Halverwege de set speelt Furman zijn eigen unieke versie van Nirvana’s In Bloom, inclusief saxofoon-solo. Ook laat hij b-sides als The Prisoner en Caroline Jones de revue passeren. Terwijl de band even een pauze inlast merkt Furman op dat hij hopeloos verloren zou zijn zonder The Boy-Friends. Toch speelt hij het wat oudere Wild Rosemary, dat hij uitgebracht heeft met zijn vorige groep The Harpoons, solo.

Nog meer dan op zijn platen heeft Furmans stem enorm veel kracht en weet hij moeiteloos te schakelen tussen zijn herkenbare rock-‘n-rollsound, folk en geschreeuw dat niet bij een punkband zou misstaan. De charismatische en charmante zanger lijkt te barsten van het zelfvertrouwen en is zichtbaar aan het genieten van ieder moment op het podium. Met name saxofonist Tim Sandusky is enorm goed op Furman ingespeeld en staat geen moment stil. Regelmatig gaat hij ook het gesprek aan met het publiek tussen het stemmen van de instrumenten door.

Als de show er na een ruime anderhalf uur bijna opzit, geeft Furman het publiek tijdens het toegift mee dat ze zich vooral nooit wat aan moeten trekken van wat anderen van ze vinden of denken. Dit benadrukt hij door af te sluiten met Tell ‘Em All (To Go Hell), waarna hij breed glimlachend het podium verlaat. Deze zomer keren Ezra Furman en The Boy-Friends weer terug naar Nederland voor Best Kept Secret.

We duiken in onze rubriek eens dieper in het Nederlandse muzieklandschap. En wat komen we daar zoal tegen? Bijvoorbeeld de band die begin september de show van DRINKS (de samenwerking tussen Tim Presley van White Fence en Cate le Bon) op mag leuken als supportact.

We hebben het hier over de band YEAR, een pico bello band die bestaat uit leden van Jacco Gardner band en Lola Kite. Twee sowieso niet misselijke bands waarbij een optelsom/mengsel van de twee haast niet mislukken kan. De sound die het oplevert is niet heel erg onverwacht, maar wel heel erg prettig. Sixties lo-fi gitaartjes, gemoedelijk tempo en een meeslepende zang in de mix.

Voor fans van: Jacco Gardner, Naive Set, The Feelies

De Deense bad boys/nihlistische punkers van Iceage kwamen weer even flink huishouden afgelopen zondag in Amsterdam. De Melkweg bol van muzikaal kruid dat elk moment kon ontploffen tijdens de altijd in duister gehulde sets van de Denen. Elias Bender Rønnenfelt gedroeg zich weer als een op hol geslagen stier, de monitoren op de rand van het podium moesten het weer eens ontgelden. We hebben genoten, nu nogmaals met een heerlijk fotoserie van Dennis Wisse.

 

​​

Na een heerlijk warme dag trok er gisteravond een verfrissend koufront over Nederland heen. In de cooling down van de dag speelde niemand minder dan Tijuana Panthers in De Nieuwe Anita te Amsterdam. Fotograaf Rudy Sablerolle toog naar de hoofdstad om het deels besnorde en energieke trio op de foto te zetten. 

Tijuana Panthers

De laatste jaren rollen er voortdurend jonge, hippe acts van de band in Kopenhagen, dat naast de hoofdstad van Denemarken ook het indiemekka van Scandinavië is. Eén van die acts is Communions. Dit viertal maakt, in tegenstelling tot bekende plaatsgenoten als Iceage, Holograms en Shiny Darkly, lichtvoetige en zonnige popliedjes met de reverb-knop vol open. De band bracht vorig jaar al de EP ‘Cobblestones’ uit en nu is er een selftitled opvolger.

 

 

Op deze plaat viert het thema ‘zomer’ hoogtij, wat vooral te merken is bij het luisteren naar nummers als Forget It’s A Dream en Out Of My World, de twee indie-anthems die (toevallig?) het openings- en slotstuk van de EP vormen. Opvallend zijn ook invloeden van grote namen uit het verleden. De gitaren doen bij vlagen denken aan The Stone Roses en de ietwat drammerige vocalen van Martin Rehof klinken bij tijd en wijle als een piepjonge Morrissey die zojuist een heliumballon heeft leeggezogen. Een andere band die in herinnering schiet is Northern Portrait (vooral tijdens Summer’s Oath), niet geheel toevallig ook een product van Kopenhagen. Beide bands specialiseren zich in songs met veel janglepopinvloeden, maar waar Northern Portrait klinkt als een verzameling verloren B-kantjes van The Smiths, is Communions juist heel eigen in zijn eindproduct.

De band levert met deze EP een prima soundtrack voor de frisse zomeravonden af. Eentje die, ondanks minder overtuigende nummers (Wherever en Summer’s Oath), zowel geschikt is voor liefhebbers van nineties baggy gitaarmuziek, als de indiepopliefhebber van nu.

Het was weer raak in De Nieuwe Anita gisteravond. Een van onze favoriete bands van dit moment – The Holydrug Couple – kwam namelijk uit Chili voor een concert op een heerlijk zomerse avond met als sidekick-band Cannery Terror. Fotograaf Rudy Sablerolle was ook van de partij en schoot voor ons de volgende foto’s. Nog eens horen waarom we zo verliefd zijn op het laatste album van deze Zuid-Amerikaanse softpsychers? Luister ‘Moonlust’ hier!

Cannery Terror

The Holydrug Couple

​​

The Daily Indie heeft vrijdagavond een geweldige avond gehad in het noorden van Amsterdam. De New Yorkers van DIIV waren na lange tijd weer eens in Nederland om de Tolhuistuin te bezweren. Het was net zo magisch als de twee eerdere keren dat we deze geweldige band zagen, in een verlaten kerk in Den Haag op Rewire 2012 en in volgepakte EKKO tijdens het Le Guess Who?. Het was warm, het was donker en het publiek was enthousiast. De jaren dat we DIIV gemist hebben, hebben ze gebruikt om de sound tot in de puntjes te perfectioneren. Eén ding is na deze magische avond zeker: we gaan weer heel veel van de band horen. Zeker met het nieuwe album ‘Is The Is Are’ op komst. Exciting stuff.

Zeker nadat de avond werd geopend door TV Wonder, waarme we laatst nog een knallende sessie opnamen voor TDI Video!

TV Wonder

DIIV

Dit weekend was de Tolhuistuin door London Calling omgetoverd tot een gigantische Concerto sweet-sixtieth. De locatie is slechts een van de verschillen ten opzichte van de klassieke London Calling. Andere zijn de vele randactiviteiten, de diversiteit in muziek en het feit dat Nederlandse bands ook een podiumplek krijgen. Gelonkt door het lekkerste eten en de mooiste platen waanden wij ons ook op dag twee, wederom met fotograaf Willem Schalekamp aan onze zijde, een weg door de imponerende line-up.

Tobias Jesso Jr.
De dag had niet beter kunnen beginen: het zonnetje ontfermt zich over de tuin en de verschijning van Tobias Jesso Jr. op het podium doet velen in het publiek verheugen. Hij speelt zonder band en weet in zijn eentje een ontzettend sterke show neer te zetten. Zelfs als er iets mislukt (“I just fucked up the lyrics there but I’ll keep going”) is er niemand die het hem kwalijk neemt. Na de prachtige afsluiter How Could You Babe kan Jesso Jr. dan ook rekenen op het hardste applaus van het weekend.

Nothing But Thieves
Na de aandoenlijkheid van Jesso Jr. is het tijd voor wat ruigers. Londense indierockers Nothing But Thieves komen de Noordzaal even afbreken. Althans, dat lijkt hun missie na het spelen van de eerste paar tracks. Toch kakt de set dan even in en lijken ze het spoor bijster. Een poosje blijft het stil en zijn zowel het publiek als de band afwachtend. “We’re going to play a cover now”, waarna Immigrant Song van Led Zeppelin wordt ingezet en de Noordzaal toch nog daadwerkelijk even op zijn grondvesten staat te trillen.

LoneLady
De sfeer is de hele dag al gemoedelijk en dat lijkt bij de set van LoneLady niet te gaan veranderen. De Tuinzaal is verre van vol, maar het lijkt de band niet te interesseren. Deze desinteresse is meteen het kwaaltje van Julie Campbell en haar band. Muzikaal spelen ze een enorm strakke set, maar er komt geen enkele vorm van enthousiasme het podium af. Campbell kijkt af en toe stoïcijns de zaal in en de band doet het voorkomen alsof ze net op de bruiloft van je oom en tante hebben gespeeld. Een gemiste kans.

DMA’s
Deze jongens komen over als een bijeengeraapt zooitje die gewoon even een band wilde beginnen en na een hoop geruzie dan maar drie gitaristen in de bezetting opnam. Niets is minder waar. Ja, een terminatorbril, een word-art gitaarstrap en een hoop ninetiesclichés vullen het blikbeeld. Van gitarist één hebben we alleen de rug gezien, gitarist twee – nadat hij op een magische wijze ineens zijn terminatorbril af had gedaan – kijkt vooral intens het publiek in en gitarist drie zingt en gebaart op een ‘had je wat?!’ manier mee. Maar DMA’s bestaat uit aandoenlijke jongens die ontzettend veel plezier hebben in wat ze doen; goede muziek maken.

Best Coast
All the way from the west coast: Best Coast! Het duo onder de vocale begeleiding van Bethany Cosentino, tevens de ex van mister Wavves, lift in 2010 mee op diens succes. In de jaren na debuutplaat ‘Crazy For You’ is de muziek van het duo steeds zoeter, plakkeriger en gelikter geworden. Gelukkig is de band live nog net zo gruizig als bij de eerste ontmoeting. Best Coast kent alle ingrediënten voor een spannende show: onverwachte tempowisselingen, potentiële hitjes en een mooie chick in een bontjas. Toch blijft het deze avond bij ‘leuk’.

Heat
The Daily Indie was er weer vroeg bij, letterlijk dit keer. De soundcheck van de lastig te Googelen band Heat maakte al de belofte waar die ons met vergelijkingen als The Strokes en The Velvet Underground was gedaan. En toen we erachter kwamen dat Heat bij de befaamde Montreal-crew (die ook Mac DeMarco en TOPS telt) hoort, begon ons hart al helemaal sneller te kloppen. De show die volgt liegt er ook niet om. Heat bestaat uit energieke, modieuze, knappe knapen die ronduit verrukkelijke muziek maakt Dat allemaal begeleid door de zang van Susil Sharma die met zijn rauwe, slepende Kurt Vile- en Lou Reed-achtige stemgebruik garagerock een hoop leven inblaast.

OOK GEZIEN:

The Jacques

The Indien

Surf City

Stornoway

Eaves

Zo! Een beetje bijgekomen van de zaterdag? Kun je je weinig meer over gisteren herinneren dan de bar? Of wil je simpelweg de shows van gisteren herbeleven? The Daily Indie is daar. Redacteuren Mabel Zwaan en Dion van Leeuwen beschrijven hun ervaringen en hoogtepunten, samen met fotograaf Willem Schalekamp. Enjoy your memories.

Vergezeld door de regen druppelen de eerste bezoekers voorzichtig richting het hoofdpodium van het festival. Aan de Amsterdamse band The Mysterons de eer om het Tuin-podium in de Tolhuistuin te openen. Het eerste nummer is volledig instrumentaal, totdat frontvrouwe Josephine van Schaik de tuin betreedt. Van Schaik is zeker niet de vertegenwoordiging van de badassrockchickclub, maar weet de harten van de vroege London Callingers met gemak te stelen met haar dansjes, praatjes en vooral haar heldere stem. Zij en haar compagnons jagen de regen met hun psychedelische garagerock weg en maken plaats voor een zonnige London Calling.

 

Rotterdams (oké, Voorschotens) trots The Breaks neemt de balletzaal Scoop voor zijn rekening. De garagerock-boys timmeren de laatste tijd aardig aan de weg en staan in menig café en club. En nu ze de lijst van Popronde 2015 in zijn geknald, zal de rock-’n-roll-sneltrein nog wel even door blijven razen. Tot die tijd: de kleine, snoezige zaal van London Calling Loves Concerto. Die ze afbreken. Gitarist Thomas Foster vindt zijn eigen manier van de rock-’n-roll-ballet uit en de rest van het werk laat de band over aan het publiek.

 

De set van The Griswolds, een Australische formatie onder leiding van Christopher Whitehall, kent een lastig begin. Het publiek is afwachtend en Whitehall en kompanen weten hier in eerste instantie niet op in te spelen. Toch lukt het ze: als Whitehall het publiek vraagt naar voren te stappen en hitje ’16 Years’ wordt ingestart, voelen zowel het publiek en The Griswolds zelf zich thuis. Wat volgt zijn potentiële meezingers die sporadisch ook daadwerkelijk worden meegezongen. The Griswolds is misschien niet uniek, maar wel erg vermakelijk.

 

Na The Mysterons en The Breaks is hier de derde sixties revival-band van de dag. De Nederlandse koning van de pysch: PAUW. Het oplettend oog zal vast en zeker niet zijn ontgaan dat dit niet het eerste optreden van frontman Brian Pots van vandaag is. Hij verkaste van de Tuin – met The Mysterons – naar de Noordzaal, die al snel overspoeld wordt door fantastisch, psychedelisch, instrumentaal geweld dat het publiek in trance achterlaat. Het enige ingrediënt dat de show nog mist is dat van vloeistofdia’s, maar dit maken de felle, mystieke lichten ruimschoots goed.

 

De zaal loopt per ongeluk vol. Toevallige voorbijgangers die geen enkele intentie hebben om de show van Klangstof te bekijken, worden betoverd door alles wat er op het podium gebeurt. Het project van Moss-bassist Koen van de Wardt weet door middel van magistrale imperfectie en ongemakkelijkheid (“We gaan nu een liedje van Portishead spelen, want dat vind ik een mooi liedje”) het publiek te verwennen. Alles komt goed over: van de ruige riffs tot de melancholische solo’s. En dan hebben we het nog niet eens over de Thom Yorke-achtige dansjes van de frontman gehad.

Verlicht door het avondzonnetje speelt fijn, lichtvoetig poprockbandje Palace in de Tuinzaal met een bladerdekdecor. Leo Wyndham wrijft tired en hungover over z’n pet en vertelt ons dat ze even rustig beginnen. Dat is slechts het begin van alle eenmansgesprekjes die hij het Palace-halfuur houdt. Of we even dichterbij willen komen, omdat ze willen crowdsurfen (not) en dat ze o, zo dol zijn op Amsterdam. Ondertussen worden de appelwangetjes van Wyndham met ieder nieuw nummer roder en roder. Zeker is: de fanclub van Palace is deze avond gegroeid.

Kevin Morby (jep, van Woods en The Babies) betovert ons samen met het avondgloren in de Tuin Zaal. Deze atmosfeer vormt de perfecte locatie voor de muziek van Morby, die in het Bob Dylan- en Real Estate-straatje valt. De timide, catchy nummers creëren een intieme, sprookjesachtige sfeer. Helaas doet de slechte, te harde akoestiek af aan de performance. Desalniettemin komen de songs op kabbelende wijze zijn wereld binnen, en terwijl de avond valt, vallen wij voor Kevin Morby. Als een blok.

OOK GEZIEN:

Bettie Serveert

Aurora

Ball Park Music

Breaking Levees

Kate Boy

Palace

Ondergetekende is een uur te vroeg in Amsterdam-Noord beland, waar vertoeven aan het water een goed plan blijkt te zijn om op deze zonnige dag de tijd te doden. Op de agenda staat een persdag bij Excelsior rond Jacco Gardners nieuwe album ‘Hypnophobia’. Later, zittend aan een picknicktafel in de tuin van het label, praat The Daily Indie met deze oude bekende over zijn nieuwe plaat. En synthesizers.

Op ‘Hypnophobia’ experimenteert Jacco Gardner met library music: muziek die in films voorkomt en veelal instrumentaal is. Denk bijvoorbeeld aan het werk van de Italiaanse componist Ennio Morricone en de soundtrack van de film Suspiria, gemaakt door Goblin. Deze sound is prominent aanwezig op ‘Hypnophobia’. Hoe is dit tot stand gekomen? “Op de eerste plaat was ik al bezig met library music zonder dat ik eigenlijk wist wat de term inhield”, vertelt Gardner. “Maar uiteindelijk kwam ik erachter: ‘O ja, dat is een ding’. Toen ben ik er helemaal ingedoken en begon ik meer naar films te kijken uit de jaren zeventig en tachtig. Met name Disneyfilms uit de jaren tachtig hebben mij geïnspireerd om dit album te maken. Vanwege de combinatie tussen iets dat duister en kinderlijk is. Bijvoorbeeld de film Return of Oz is superdisturbing en totaal niet geschikt is voor kinderen.”

Hoorn
Gardners fascinatie voor fantasy- en horrorelementen in kinderfilms op ‘Hypnophobia’ maakt benieuwd naar zijn eigen kindertijd in Hoorn. “Ja, een moeilijke periode was dat, niet echt per sé leuk. Ik was altijd al een loner, al ik trok wel vaak op met Hugo (van de Poel, van Earth Mk. II – red.) ondanks dat hij in een ander jaar zat. Resultaat was dat ik verplicht werd om ook met andere mensen om te gaan. Je kunt nu eenmaal niet vier jaar lang in je eentje op school rondhangen, je moet sowieso vaak samenwerken. Dus ook met mensen met wie ik vrijwel niets gemeen had.” Gardner had het kortom niet makkelijk in Hoorn, iets dat vandaag de dag weerspiegelt in zijn eigenzinnige muziek, die ook lang niet door iedereen begrepen wordt. Sowieso heeft de muzikant Engels bloed, maar is er eigenlijk nog wel iets typisch Nederlands aan Jacco Gardner? “Goede vraag…”, bekent hij. “Dit is echt een lastige, omdat ik me tijdens het maken van mijn muziek juist niet per se op Nederland richt. Ik vind het moeilijk om het zelf te zeggen, waarschijnlijk kan iemand anders het heel duidelijk aanwijzen. Misschien de structuur van hoe ik mijn muziek maak. Het heeft ook wel iets Duits, dat hele rigide ding, dat komt ook wel terug in de Nederlandse cultuur.”

Analoog vs Digitaal
Het mag bekend zijn dat het verzamelen en gebruiken van allerlei instrumenten een belangrijk aspect is van Gardners muziek. Zo kreeg hij op zijn debuut ‘Cabinet Of Curiosities’ hulp van muziekkunstenaar Jean Audier. Op ‘Hypnophobia’ gebruikte Gardner verscheidene analoge en digitale instrumenten, bijvoorbeeld de Korg MS-20, een analoge synthesizer uit de jaren zeventig, die typerend is voor zijn geluid. Gardner vertelt vol passie dat hij fan is van zowel analoog als digitaal: “Door de combinatie kom je geluiden tegen die je vroeger nog nooit eerder hoorde, omdat ze in die tijd niet konden. Dat maakt het zo fascinerend, omdat je die hele synthesizerwereld opnieuw kan verkennen. Ik koop mijn instrumenten voornamelijk op Marktplaats en soms ook via eBay. Ik zit niet tot diep in de nacht op instrumenten te bieden, hoor. Ik gebruik een auction sniper (een tool die de advertentie in de gaten houdt en automatisch voor je biedt – red.).” Iedereen koopt wel eens iets op internet waar je later spijt van hebt.

Zo ook Gardner: “Ja, mijn Yamaha NP-30, een grote elektronische piano uit de jaren zeventig met gewogen toetsen. Ik had daar iets meer van verwacht, omdat er tof elektronisch harpsichords-geluid uitkwam, maar ik heb dat ding nog nooit gebruikt. Dus als iemand dit leest en denkt: dat wil ik nog graag hebben…”

 

 

There’s blood on that blade, fuck me, I’m falling apart’. Het is een zin uit No Shade In The Shadow Of The Cross van de plaat ‘Carrie & Lowell‘, maar voor hetzelfde geld is ‘ie afkomstig uit de afscheidsbrief van een stervende. Om maar aan te tonen dat Sufjan Stevens niet de vrolijkste plaat uit zijn carrière heeft gemaakt.

De muzikale duizendpoot neemt op zijn zevende studioplaat (kerstspecials en EP’s niet meegerekend) op indrukwekkende wijze afscheid van zijn moeder Carrie, die overleden is in 2012. Muzikaal gezien is dit het meest spaarzame album uit zijn oeuvre. Geen elektronica, zoals in ‘The Age Of Adz’, geen barokke composities, zoals in ‘Illinois’; slechts een enkele spaarzame gitaar en Stevens die langzaam de snaren plukt als ware het rijpe appels. Al zijn die appels nergens zoet. Nee, afgaande op deze plaat, was de relatie eerder zuur. Dat mag niet verbazen, aangezien ze hem verliet toen hij nog een kleuter was. Toch brengt haar sterfbed hen terug bij elkaar: ‘Did you get enough love / My little dove / Why do you cry? / And I’m sorry I left / But it was for the best / Though it never felt right’, klinkt het in het onmetelijk mooie Fourth Of July. Het gemoed schiet vol.

 

 

Deze plaat is te beluisteren op eigen risico. Een plaat vol droefenis en afscheid, een plaat die naar adem doet happen, maar als je eenmaal zoveel schoonheid hebt gehoord, luister je niets anders meer.