Album Review

Met Avey Tare’s Eucalyptus terug in de plantaardige armen van Moeder Natuur


30 juli 2017

Een dood spoor. Alles is gezegd en gedaan. We hebben alles gedaan, alles tussen het meest onoorbare gegil en de zoetste Beach Boys denkbaar. Geen middenweg meer tussen vormeloos kabaal en het meest welgevormde stuk muziek denkbaar. Honderd effectkastjes in een plastic box. Die laatste plaat, Painting With, was trouwens een onnodige toegift. Tot zover de houdbaarheidsdatum van Animal Collective. Wat nu?

Rio Negro, Manaus, Brazilië. Dave Portner (Avey Tare) en Brian Weitz (Geologist) zijn in de Amazone. In antwoord op het kunstmatig gekleurde, mechanische en bepaald niet overweldigende Painting With – wie weet. Nu terug in de plantaardige armen van moeder natuur. Kruipende vegetatie, vogels, krekels, lianen, ze zingen allemaal mee op het onlangs verschenen Meeting of The Waters.

De vinger wijst terug naar het begin. Ver voordat het dak eraf moest in een opblaasmond met neon-stroboscopen en zwetende dans-hipsters met vies haar. Drie heren zitten op een veranda, in Maryland. Het is 2002, en in één take ontstaat daar Campfire Songs, opgenomen met twee elastiekjes en een albasten kruik. Buitengeluiden waaien spontaan de opnames binnen. 2002 – 2016: De cirkel is rond.

Los Angeles
Zo’n beetje tussen de hectiek van het moedercollectief door (en Panda Bear heeft het prima naar zijn zin in Lissabon) ontstaat daar in de woonomgeving van Avey Tare zijn Eucalyptus. Dave Portner zit op zijn bed en speelt gitaar, en het persbericht schrijft verder: “Los Angeles, bij elkaar geoefend in de vroege uren, de schemer van Californië, onder de Big Sur skies. Geschreven in een door de zon verlichte slaapkamer. Een electro-akoestische beweging door bladeren, stenen en stof.“

Drie jaar na de dubieuze hysterie van Enter The Slasher House, zeven jaar na het huilende moeras van Down There en zeventien jaar na het ondoordringbare artefact Spirit They’ve Gone, Spirit They’ve Vanished. Het was een lange reis en D. Portner is inmiddels een gescheiden man van achtendertig jaar. Liefhebber van hiken, kamperen, de zee, op bed zitten met een gitaar. Wat gebeurt er dan? Eucalyptus gebeurt. Geen gekte, geen koorts, geen spasme.

 

 

Compost
Met zijn zestig minuten is Eucalyptus niet zomaar een dromerige schets, maar bij vlagen een flinke oefening in geduld. Een oefening in twee delen, dat dan wel weer. Na de schrapende-drone-met-springveer DR aw one for J verandert de setting van slaapkamer (kant A), naar die van de zee, het strand (kant B). Het strand, waar Portner een ontmoeting heeft met overleden vriend PJ (It was on a beach I met P.J / Thought he died on a winter’s day / Remember?).

In de daarop volgende nummers is het alsof de dagdromen van Eucalyptus langzaam composteren: organische geluidsflarden ontbinden, ruis waait af en aan, Dave Portner die verdwaalt om zich heen zingt en ondertussen zijn muziekjes ternauwernood bij elkaar houdt. De droom raast eindeloos geduldig voort: een interieur monoloog zonder rem. Portner orakelt over het water, de zee, zeeleeuw, otter en dolfijn. Ergens tijdens de acht minuten durende exegese overal koraal (Coral Lords) begint het bewustzijn goed te schemeren. Het bewustzijn schemert: of het verliest alle realiteitszin, of het grijpt in reflex naar iets anders: telefoon, pushnotificaties, een glas water, wat dan ook.

Nu niets
Dave Portner heeft blijkens Eucalyptus niets meer te bewijzen. Merriweather Post Pavillion was ooit, lang geleden in 2009, het hoogtepunt. Inmiddels bevindt Portner zich in het woest uitgestrekte achterland. Een moeras, amazone, zee, de plantaardige armen van Moeder Natuur. Je kunt er natuurlijk heengaan met honderd effectkastjes in een plastic box en een gitaar onder je arm. Of je doet de deur dicht, gaat op je bed zitten, slingert je telefoon in een hoek en geeft Eucalyptus nog een draai. Nog eens, en nog eens opnieuw.