Live

Huilen, rennen, slopen en vol in de spagaat op de laatste dag Down The Rabbit Hole


26 juni 2017

De derde en laatste dag van Down The Rabbit Hole is aangebroken, en door ons, ondanks alle spierpijn van het dansen tijdens de afgelopen twee dagen, gekroond tot ‘heen-en-weer-ren-dag’. Er staat namelijk nog een hoop moois op het programma. Eerst wat dubbele espresso’s tanken bij The Village, wat powerdrankjes achteroverslaan en wij kunnen er weer tegenaan.  

Tekst Jente Lammerts en Ruben van Dijk
Foto’s Sabrine Baakman

Onze eerste act van de dag is Temples. De Britse band rondom de beglitterde James Bagshaw zit inmiddels al een jaar of vier in de festivalroutine. Zo zagen we de band al eens eerder op Down The Rabbit Hole, en al twee keer op Best Kept Secret. Met hun nieuwe album getiteld Volcano lijkt de band à la Tame Impala de synthpopkant ingeslagen te zijn, wat zich ook uit tijdens de show in een halfvolle Hotot. Wij kunnen er niks mooiers van maken: de band meldt nog dat ze het hier leuker hebben dan op Glastonbury, maar dat zal voor alle bezoekers gelden. Zelfs wanneer we door het slechte geluid prikken geeft Temples een matige show weg, waar de oudere nummers met kop en schouders uitsteken boven het nieuwe materiaal. Jammer. (JL)

 

Bold statement incoming: in de categorie ‘Rock’ zijn er nog maar weinig die de creativiteit van Spoon kunnen evenaren. Iedere plaat gooit de band uit Austin, Texas het over een compleet andere boeg, waardoor tracks van de laatste, voor Spoon-begrippen bijna orkestrale plaat Hot Thoughts afgewisseld worden met een ruime selectie van het soulvolle They Want My Soul, het hyperdynamische Transference, enzovoorts.  Het spectrum is breed, en toch vallen alle duizend puzzelstukjes in de Teddy Widder, onder bezielende leiding van de integere showman Britt Daniel, op precies de juiste plaats. Reputaties worden waargemaakt en Spoon toont zich in een onbeschrijflijke vorm. Een hoogtepunt is er niet, en tegelijkertijd is het hele uur één grote piek: van de moeder aller riffs op Can I Sit Next To You tot de vurige vertolking van I Ain’t The One, waarbij Daniel minutenlang voor dood op het podium ligt uitgespreid. En dan nóg entertainen..! (RvD)

 

De jongste band die prijkt op het Down The Rabbit Hole-affiche is zonder twijfel The Lemon Twigs. Het tienerkwartet staat rond etenstijd in de kleine Fuzzy Lop. De broertjes Brian en Michael D’Addario zijn inmiddels iconen in de scene: de multi-instrumentalisten van respectievelijk 17 en 19 jaar weten elk publiek in te pakken en dat is vandaag niet anders. Bij het inzetten van eerste song I Wanna Prove To You wordt er al luidkeels meegezongen op de eerste rijen en worden de mobiele telefoons als bezetenen uit de zak getrokken, wanneer een van de D’Addario’s weer in een spagaat ligt. Maar, eerlijk is eerlijk, zonder de ronduit briljante ondersteuning van toetsenist Danny Ayala en bassiste Megan Zeankowski waren de jongens nooit verder gekomen dan een uit de hand gelopen schoolproject. Een springerige, energieke set is precies de kleine schop onder de kont die Down The Rabbit Hole nodig heeft. (JL)

 

Zijn er grotere nachtmerries voor een band dan slecht geluid? Emily Kokal van Warpaint zal er in ieder geval nog even wakker van liggen. Gedurende de hele set peutert de zangeres getroebleerd aan haar oortje en gebaart ze zo subtiel mogelijk gebaren naar de PA. Loeiharde bassen zetten de band uit L.A. bij voorbaat op 1-0 achter en het duurt lang voordat de inhaalslag is bewerkstelligd. In een show die hevig leunt op laatste plaat Heads Up is het niet Kokal, wiens stem té vaak volume mist, maar haar buurvrouw en tweede vocalist Theresa Wayman die de leiding heeft. Dankzij haar wordt op So Good het eerste gat in de geluidsmuur geslagen en kan Warpaint bij de eerste klanken van hekkensluiter New Song alsnog zegevieren. (RvD)

 

Een lange, magere gestalte met een imposante baard betreedt het podium, voorafgegaan door een achtkoppige begeleidingsband – een Jezusfiguur genaamd Father John Misty, die gedurende een uur bezit neemt van de Teddy Widder. Zelden was er iemand dusdanig in controle – van zijn woorden, gebaren en gezichtsuitdrukkingen, van ieder geluid dat zijn backing band produceert. Josh Tillman daalt tot zijn knieën, springt op, maakt een pirouette en zet met het grootste gemak het volgende couplet in, ieder gewricht onderdanig gemaakt aan het ultieme doel van zijn meester. De pater predikt vandaag uit zijn laatste werk Pure Comedy, afgewisseld door een bloemlezing van al zijn eerdere werk onder dit pseudoniem. Chateau Lobby #4, I Love You, Honeybear en When You’re Smiling and Astride Me vormen, zeker voor de toeschouwers, de euforische hoogtepunten van de set, maar het is het nieuwe werk waarmee Father John Misty daadwerkelijk overdondert. Verhalen over het allerslechtste van de mens (de titeltrack van Pure Comedy en ook vandaag de openingstrack), onze gevaarlijke obsessie met de laatste technologie (Total Entertainment Forever en Ballad of the Dying Man) en ‘this godless rock that refuses to die’  (Things It Would Be Helpful To Know Before The Revolution) worden geïllustreerd door wervelende animaties van brandende planeten en menselijke zonden. Dat de Teddy Widder wonderwel maar voor een derde gevuld is, mag niet deren: alle aanwezigen zijn aan Tillman’s lippen gekluisterd, zo wordt andermaal bewezen als hij zich naar het hek begeeft en met zijn rechterhand in het extatische publiek reikt. Het is een grote act, dat moge duidelijk zijn, maar even lijkt de Messias te zijn herrezen in het lichaam van een 36-jarige muzikant uit Rockville, Maryland. (RvD)

 

De band die het vandaag misschien wel het moeilijkst heeft, is het Maastrichtse Bounty Island. De band die in de door Lucky Fonz III gecureerde kerk optreedt, tikt precies tegelijk af met de afsluiter van de Hotot: Oscar & the Wolf. Ondanks dat stroomt het zaaltje snel vol met mensen die graag voor de exclusiviteit gaan. En gelukkig maar, want Bounty Island tovert Lucky’s Kerk voor een klein half uurtje om tot een tropisch paradijs. (JL)

Het contrast met HO99O9 had onmogelijk groter kunnen zijn. Met hun lompe horrorcore zet het collectief uit Los Angeles de hele Fuzzy Lop in lichterlaaie, of eerder, onder stroom. Geen seconde komt het publiek tot bedaren, terwijl op het podium de ene na de andere monsterriff ingezet wordt. De bezetting is simpel: een livedrummer, een tweetal ‘rappers’ en iemand die op een paar knopjes drukt, maar het klinkt allemaal alsof vier voltallige metalbands zich op het kleine podiumpje verzameld hebben en om het hardst spelen. Erg intellectueel is het allemaal niet – meer dan de incidentele instructies voor een moshpit of sitdown is er ook niet te verstaan -, maar terwijl Oscar & The Wolf de Hotot keurig inpakt, wordt hier de tent volledig gesloopt. Scheelt de organisatie weer werk. (RvD)