Live

Vlieland laat haar mooiste kant zien op Into The Great Wide Open 2017


4 september 2017

Met twijfelachtige weersvoorspellingen in het achterhoofd en een buitje op de boot begint de negende editie van misschien wel het mooiste festival van Nederland. Want Into the Great Wide Open is uniek: waddeneiland Vlieland is één van de mooiste stukjes Nederland en het festival heeft eigenlijk altijd een leuke programmering. Dankzij een prettig gebrek aan drukte lukt het zonder al te veel moeite om het bandje te zien dat je graag wilt zien. Eenmaal op het eiland kunnen de gele regenjasjes direct de koffer weer in: waar het in grote delen van het land regent, baadt Vlieland in de najaarszon.  

Tekst Matthijs van Rumpt 
Foto’s Anne-Marie van Rijn

Waar het festival vorig jaar rustig van start ging met een akoestische set van Balthazar, bijt Into the Great Wide Open dit jaar het spits af met de bombastische nummers van Perfume Genius. Net als het donker begint te worden, vult podium De Open Plek zich met de eerste mensen. ‘No family is safe, when I sashay’, klinkt het bij zijn grote hit Queen, terwijl er kindjes met grote koptelefoons op de schouder van hun papa zitten. Toch houdt frontman Mike Hadreas zich lief vandaag en maakt het provoceren meer plaats voor liefdevolle bedankjes tussen de nummers door. 

Een uur later is datzelfde bospodium helemaal vol voor de extravagante New Yorkse jongens van The Lemon Twigs. De twee broers staan bekend om hun extravagante seventieslooks en performance en ook vanavond zijn ze niet zuinig met de karate-kicks en koprollen. In het publiek wordt het allemaal heel verdeeld ontvangen. Je bent er weg van of je wordt er gek van, en ook wij als redacteurs komen er niet uit. Waar de één vindt dat de indrukwekkende muzikaliteit van de jongens niet ten onder gaat door de sprongetjes, ziet de ander het als niet meer dan een enthousiaste schoolband die iets te hard hebben geoefend om er als een echte rock’n’roll-ster uit te zien. Misschien moeten we het maar met een korreltje zout nemen, vervelen doen ze namelijk niet. Zij het niet door de bijzondere keuzes voor covers als Fish and Whistle van countryheld John Prine, dan is het wel door het gezicht van de technicus die continu met de gitaarkabel achter de gitarist aan blijft rennen. 

De vrijdag begint stralend. Een groot deel van de camping begint de dag met een duik in de zee en anderen brakken uit op hun luchtbedje van de eerste avond die eindigde in de Bolderzaal. Het Sportveld maakt zich klaar voor de eerste acts en het terrein loopt langzaam vol met mensen die wat eten zoeken, een eerste biertje drinken of gewoon wat flaneren. De act van Nederlandse rapper/singer-songwriter Pink Oculus levert precies waar de mensen daar zin in hebben: een lekker muziekje voor op de achtergrond. Maar ook later op de dag krijg je het gevoel dat de muziek steeds meer een bijzaak is geworden. IDLES bijvoorbeeld, een wat hardere act die het van het enthousiaste publiek moeten hebben, wordt lauw onthaald, door mensen die liever een praatje maken of een drankje drinken. Zonde, want aan de act is niets mis. De band speelt een felle bak herrie die je doet denken aan Sleaford Mods, met jagende gitaren en uitgesnauwde teksten. Maar het meest nog is IDLES een zoveelste incarnatie van The Fall. Alles wat ook maar iets met Engelse postpunk te maken heeft, lijkt tenslotte geënt op het chagrijn van Mark E. Smith. Het maakt het optreden er overigens niet minder goed om. De hooliganeske postpunk is de opkikker die het festival nodig heeft.  

In het bos verderop krijgt de Nieuw-Zeelandse Marlon Williams wél alle aandacht die hij verdient. Hij dwingt het af met zijn indrukwekkende zangstem en twangy ballades. Alsof Jeff Buckley aan de country is gegaan. The Orwells, spelend op De Open Plek, hebben een andere manier om aandacht te krijgen. Zanger Mario Cuomo is een relzanger in traditie van Johnny Rotten. Hij trekt gekke bekken naar iedereen die hem aankijkt en zuipt blikjes bier bij de vleet. Bij een optreden in Groningen wist hij ooit een podium onder te kotsen. Op Vlieland geeft hij met zijn band één van de beste optredens van de dag. Punk, garage, protopunk; het is van alles wat, maar de gemene deler is dat Cuomo en de zijnen een aantal gigantisch goede liedjes hebben geschreven. Onder de rellerige insteek en de gruizige punkgitaren zit een gigantisch goede popband verstopt.  

Wat ook echt even genoemd moet worden, is de act van Foxygen. We kijken naar een soort toneelstuk, waarbij de zanger en zijn vrouwelijke backing vocalist tot drie keer toe backstage gaan om te wisselen van outfit. Tegen het einde van de set, scheurt frontman Sam France uit zijn witte onesie, waardoor de allergrootste fans vooraan bij het podium nog een volle tien minuten naar, jawel, zijn ontsnappende balzak moeten staren. Muziek leek sowieso al niet het meest belangrijke te zijn in de act van de Californiërs, maar de aandacht daarvoor wordt zo al helemaal moeilijk gemaakt. 

Tijdens de boswandelingen van act naar act hoor je zijn naam al heel vaak vallen: er wordt uitgekeken naar afsluiter Bill Callahan. De inmiddels 51-jarige Amerikaan heeft het nooit van zijn natuurlijke charme moeten hebben. Misschien is het juist daarom, om die statische en wat afstandelijke uitstraling te compenseren, dat hij een pak met glitters aan heeft getrokken. De bromstem van Callahan is zijn handelsmerk: ogenschijnlijk monotoon, maar propvol warmte en diepgang. Een kleine anderhalf uur luister je ademloos naar zijn droeve folkliedjes en bittere teksten. De nadruk ligt op het werk dat hij de laatste jaren onder zijn eigen naam uitbracht, maar her en der duiken liedjes op die hij als Smog uitbracht, zoals het door het publiek voorzichting meegzongen Cold Blooded Old Times. Zijn begeleidingsband houdt het zo kaal mogelijk: slechts de elektrische gitaar springt af en toe eens uit de band. Meer is er ook niet nodig om diep ontroerd te raken van liedjes als het over dood en wedergeboorte handelende Say Valleymaker of het afsluitende Riding for the Feeling. 

Nederlands talent is er genoeg op Vlieland. Op vrijdagavond gooit de rammelende twee akkoorden-pop van Nouveau Velo hoge ogen. De Brabantse band heeft zich laten inspireren door een band als The Feelies en met veel enthousiasme maken ze er een klein feestje van. Dat feestje wordt, in een wat zwoelere vorm, bij The Homesick daarna zonder problemen doorgezet. De moshpits bij de Nederlandse acts zijn wel pas echt de volgende dag te vinden, bij het concert van rapper Donnie. Ondanks dat hij onderdeel is van de ‘jeugdprogrammering’, staat de rij tot ver buiten met jong én oud tuig. Het publiek maakt bij het tweede nummer al een ruim gat in de overvolle zaal en uiteindelijk eindigen alle kids met een bamischijf in hun hand op het podium.  

De betere psychedelica komt dit festival uit Japan. Kikagaku Moyo maakt indruk met lang uitgesponnen jams, die putten uit de krautrock, noise en wat verdwaalde folk. Het vijftal verlegen jongens met lange zwarte haren heeft duidelijk oprecht plezier in het samenspel. Midden in een bos zijn ze perfect op hun plek. Later op die avond maken ze plaats voor het Texaanse bandje Khruang Bin. Waar de band met hun interessante combinatie van psychedelica, surf en funk zeker iets is dat je niet altijd hoort, blijft het vooral een gevalletje ‘leuk om een keer in mijn koffiezaak te draaien’. 

Als de zon onder is en het lichtjes begint te regenen, wordt het kiezen: dansen bij Joe Goddard, een-vijfde van Hot Chip, of je laten imponeren door (en misschien zelfs dansen bij) de drone-muziek van Blanck Mass. Hoewel Joe Goddard een hele strakke live-set met hier en daar een sympathiek zanglijntje neerzet, is de echte winnaar Blanck Mass op De IJsbaan. Met overweldigend volume en flitsende visuals zorgt Benjamin John Power voor een hoogtepunt. Blanck Mass is dance voor mensen die niet van dance houden. Power rijgt complexe ritmes, noise-erupties en drone aaneen tot een overdonderde, schurende set, waar je nog op kunt dansen ook.  

De headliner van het festival is Belle & Sebastian uit Schotland. De band rondom Stuart Murdoch heeft de naam schuchter te zijn, net als hun ingehouden maar o zo pakkende popliedjes. Op het hoofdpodium moet de band de schroom van zich afzetten om het publiek mee te krijgen; er wordt behoorlijk lauw gereageerd op  ijzersterke liedjes als The Boy with the Arab Strap of She’s Losing It. Het is daardoor dat de subtiliteiten, de humor en pure klasse van de liedjes af en toe een klein beetje in het gedrang komen en de muziek wat te veel voortkabbelt. Dat het uiteindelijk toch nog een feestje wordt is te danken aan een mooie, uptempo uitvoering van Me and the Major en Stuart Murdochs vrolijke geklets.  

Op zondag, de laatste dag, begint het programma wat vroeger met accordeonist Mario Batkovic op het hoofdpodium. Rustgevend is het niet per se, maar verder dromen kun je zeker op de filmische nummers. Toch komen de meeste mensen toch pas de tent of de zee uit bij het concert van de sympathieke Ryley Walker met zijn psychedelische folk. Hij voelt zich duidelijk op zijn gemak en vertelt dat hij twee jaar geleden op dit festival een van zijn grootste nummers, Roundabout, heeft geschreven na een paniekaanval. Deze editie heeft hij het vooral over de mooie mensen in het publiek, bitterballen en de FEBO, maar blijft toch met zijn hoofd bij de muziek. Een heerlijke ochtendshow die over twee jaar gewoon weer hartstikke welkom is.  

Intussen speelt Spinvis al op het hoofdpodium, een onmisbare naam als je met het ITGWO-publiek te maken hebt en je weet vooraf al wat je krijgt. Op zijn best – en vandaag klinkt het prima – brengt hij intelligente popliedjes, met associatieve en persoonlijke teksten. Vaak mooi hoor, maar de acts die volgen zijn meer het uitkijken waard. Tegelijkertijd spelen Britse ‘spoken word artist’ Kate Tempest en Amerikaans-Brits-Indiase percussionist Sarathy Korwar. Kate Tempest blijkt indrukwekkend, vergezeld door een drummer en een knoppendraaier, die haar teksten omlijsten met mooie, stuwende ritmes en gruizige elektro. Tempests voordracht is urgent, emotioneel en fel. Ze spuugt haar prachtig geschreven teksten, druipend van verdriet en woede, het bos in. Het is nagenoeg onmogelijk om niet diep geraakt te worden door haar verhalen over armoede, ongelijkheid en alle andere ellende van het leven in Londen. Bij Sarathy Korwar wordt tegelijkertijd het hele publiek geïndoctrineerd door de moderne jazz met waanzinnige solo’s van de drummer en zijn toetsenist, gitarist en saxofonist.  

Je zou het bijna over het hoofd zien, maar terwijl een hoop mensen met hun tentje en hun tas naar de boot lopen, is er nog één show die niet gemist mag worden: de dubbelact van Altin Gün en The Mysterons. De stikdrukke Bolderzaal wordt nog één keer helemaal meegesleept in het komen en gaan van gastartiesten. Het plezier op het podium vertaalt zich terug naar het publiek. Precies nu iedereen denkt dat het festivalprogramma netjes is afgesloten, komen deze bands met een knallende twee uur durende set. Bollywood, disco, garage, psych – het is alles door elkaar en het werkt als een tiet. 

Bij een festival als Into The Great Wide Open is het weer een doorslaggevende factor. Met vooral openluchtpodia en een strand om iedere hoek is het alleen maar bidden dat de zon zal schijnen. Met vier dagen vol blauwe luchten en goede temperaturen heeft ITGWO zich dit jaar weer weten te overtreffen. Hoe moeilijk het ook is om een line-up neer te zetten voor een festival dat letterlijk een publiek heeft tussen de 0 en 80 jaar, ze doen het wel weer. Hier en daar had misschien een act bij het hoofdpodium wat meer enthousiasme kunnen gebruiken, maar zo’n divers publiek kun je niet peilen. Niet iedereen is er voor de muziek, het eilandfestival gaat om het hele pakket, maar ook de liefhebber mag dit jaar zeker niet klagen.