Album Review

De onrust van (Sandy) Alex G is op Rocket heviger dan ooit, maar het is de sereniteit die beklijft 


20 mei 2017

Gekkigheid genoeg in het leven van Alexander Giannascoli: de muzikant die vier jaar geleden nog in zijn slaapkamer musiceerde verscheen afgelopen zomer opeens op zowel Blonde als Endless van Frank fucking Ocean. Of dan het persbericht dat Giannascoli’s label Domino eerder dit jaar publiceerde: of men er rekening mee wilde houden dat zijn artiestennaam voortaan (Sandy) Alex G luidde in plaats van het inmiddels gevestigde Alex G, waarschijnlijk om verwarring met een popzangeres uit Denver, waar we verder niet veel woorden aan vuil willen maken, te voorkomen. Dat uitleggen, dat waren Giannascoli & co. daarentegen niet van plan, en zoals te verwachten viel roept zijn nieuwste plaat Rocket enkel meer vragen op. 

De jongeman uit Havertown, Pennsylvania maakte furore op Bandcamp en met zijn labeldebuut bij Domino: Beach Music (2015). Singer-songwriter-esque popliedjes van eigen makelij werden door Giannascoli zorgvuldig omgezaagd of toegetakeld. In lieflijke melodieën zaten etterende wonden en tussen het groene gras scholen brandnetels. Rocket, het meest verfijnde en ambitieuze album tot nog toe, breekt niet met die trend, maar stopt hem wel in een geheel andere verpakking.

Rocket kent een valse start, het moet gezegd: opener Poison Root is een stoffige zolderkamerdemo zoals Beach Music er talloze had. Als dan abrupt Proud wordt ingestart is het alsof er plots een andere plaat op de speler ligt. Het is americana wat de klok slaat en de meervoudige zang van Giannascoli klinkt kwieker dan ooit. Refrein volgt op couplet volgt op refrein volgt op couplet en dat allemaal over diezelfde countrykadans. Het ontroerend mooie Bobby doet beelden opdoemen van een verroeste, rode pick-up die langzaam Music City, U.S.A. in pruttelt. Het is dusdanig écht en geraffineerd, dat íéts niet lijkt te kloppen.

En ja hoor, het gaat kraken. Witch is zo desoriënterend en verontrustend als de 33rpm-versie van Jolene en vanaf Horse breekt de pleures uit. Snaren knappen, orgels klinken alsof ze door de duivel zelf bespeeld worden en uit de krochten van de hel doemt dan een ijzingwekkende, industriële beat op. Het enige organische aan Sportstar is de piano, de rest doet vermoeden dat Nashville zojuist door een apocalyps of aliëninvasie getroffen is.

De sereniteit van de eerste act keert in het laatste kwartier weder. Weemoedige folk klinkt, met een countrysausje zoals we dat van (Sandy) Alex G niet eerder zo fijngevoelig hoorde. De onrust in het lijf van Giannascoli drijft nog enkele malen boven, maar de anarchie die halverwege Rocket heerst, lijkt al snel niet meer dan een vage herinnering, een vervlogen depressie die de resterende schoonheid enkel meer betekenis geeft. Ten opzichte van zijn voorgangers lijkt de emo-virtuoos de onrust en het verdriet op Rocket doelbewust te hebben geconcentreerd, maar dit keer is het vrede en blijdschap die beklijft.