Interview

Ryley Walker: “Ik speelde vorig jaar tweehonderd shows, maar ik ben nog steeds fucking broke”


8 december 2016

Met album Primrose Green gooide folkartiest Ryley Walker in 2015 hoge ogen. Hij werd direct vergeleken met artiesten als Tim Buckley en Nick Drake. De enige die niet enthousiast was over de plaat, was Ryler zelf. Op Golden Sings That Have Been Sung gooide hij het roer om. Het resultaat is een persoonlijkere plaat zonder “bullshit over de natuur”.

Kort nadat de lunch is geserveerd, legt Ryley Walker zijn lepel op tafel en buigt hij zich over de tafel in café De Pont. Warrig haar, een iets te grote geruite bloes, sigaretten op tafel en een eeuwige grijns op zijn gezicht: Ryley zou je kunnen omschrijven als slacker. Boven de voicerecorder blijft hij hangen. Met luide stem zegt hij: “De aspergesoep hier is fucking goddelijk.” Dan, zachter: “Dat kun je nu niet meer missen als je het interview terugluistert, toch?” Hij lacht, neemt een hap van zijn saucijzenbroodje en herhaalt het tafereel. “Deze Dutch snack is ook lang niet slecht”, roept hij naar de geluidsband. Een seconde later is hij afgeleid. Hij wijst richting de Tolhuistuin. “Iemand zei net dat ik daar in november speel. Te gek, toch?”

Nog maar anderhalf jaar geleden gooide Walker hoge ogen met het album Primrose Green. Het was een nostalgische en melancholische folkplaat in de traditie van Tim Buckley, Nick Drake en John Martyn. De opvolger moest iets heel anders worden, dat wist hij al vanaf het moment dat Primrose Green uitkwam. Er zat een jaar tussen het opnemen van Primrose en de release van zijn nieuwe plaat Golden Sings that have been Sung, met bijbehorende tour. “Toen ik ging touren had ik alweer nieuw materiaal geschreven dat ik wilde uitproberen, dus de nummers op Primrose verdwenen daarom snel naar de achtergrond.” Hij heeft weinig meer met die nummers, vertelt hij.

Primrose Green
Hij was het stiekem ook zat om steeds vergeleken te worden met de grote folklegendes. “Het is natuurlijk veel waard wanneer mensen vinden dat jouw muziek lijkt op die van Tim Buckley, of Nick Drake. Het zijn stuk voor stuk geniale muzikanten. En ik mag niet liegen: ik heb natuurlijk ook veel naar die muzikanten geluisterd, dus ik kan hun invloeden nooit helemaal laten verdwijnen uit mijn sound. Maar veel meer dan het vorige album heb ik nu naar mijn eigen geluid gezocht.” Hij had dat eerder moeten doen, denkt hij. “Als ik Primrose Green nu terugluister, vind ik het helemaal niet goed. Of eigenlijk luister ik er nooit meer naar, ik kan het niet. Ik ben iemand anders dan toen, het album past niet meer bij me: ik zing beter, speel beter gitaar, en ben betere nummers gaan schrijven. En betere, persoonlijkere songteksten. Maar toen was ik er tevreden over, dat is wat telt.”

Walker is niet het type dat terugkijkt op wat hij vroeger deed. Zonde van de tijd, vindt hij. “Waarom zou ik?” Hij haalt zijn schouders op. “Ik snap dat niet zo: Je wil als muzikant toch steeds betere albums maken? Het is logisch dat je groeit als artiest, en dat je oudere albums dan minder gaat vinden.” Gelukkig maar, zucht hij. “Ik ben nog nooit zo trots geweest op iets wat ik gemaakt heb.” Een belangrijk verschil tussen het vorige album en deze is het plezier dat hij had in het opnemen. “Het proces in de studio was veel leuker: we hebben alles teruggeluisterd en overal over nagedacht: dat kon vorige keer niet.”

LeRoy Bach
Er werden tien dagen voor uitgetrokken, tegenover de twee (!) dagen die Walker voor het vorige album nam. “Vorige keer dacht ik dat ik het allemaal wel alleen kon, maar nu wilde ik een god-like figuur dat mij kon vertellen wanneer mijn ideeën shit zijn.” Hij is eigenwijs, weet hij, en die wind van voren krijgen, dat maakt hem beter. Hij lacht: “Dat heb ik inmiddels wel geleerd.” Die producer werd LeRoy Bach, oud-muzikant van Wilco en net als Walker een inwoner van Chicago. Werken met Bach aan zijn album was een droom die uitkwam, vertelt hij: “Ik kende Bach al een paar jaar: als tiener ging ik vaak naar de jamsessies die hij organiseerde in een café in Chicago. Dat waren fantastische tijden: ik kreeg de kans om als broekie met ervaren muzikanten uit de stad te spelen. Dan Bitney, de drummer van Tortoise, kwam bijvoorbeeld ook vaak jammen.”

The Roundabout
Golden Sings That Have Been Sung is uiteindelijk een vrij kort album geworden: acht nummers, opgeteld veertig minuten. Walker had er graag meer aan toegevoegd, maar dat ging niet zomaar. “Ik was zo goed bezig en zo blij met de nummers die ik had, dat ik meer wilde maken. Maar dat lukte niet. Ik kan niet achter een bureau of thuis op de bank muziek schrijven: mijn nummers ontstaan altijd onderweg.”

Bijvoorbeeld The Roundabout, een nummer dat vorig jaar op Into the Great Wide Open ontstond, waar hij op het Bospodium speelde. “Toen we backstage stonden bedacht ik de riff. Ik heb dat snel uitgewisseld met mijn bandleden, en tijdens de show hebben we die riff in een lange jam uitgebouwd.” Later die maand stond hij in Paradiso, waar hij de songtekst eromheen bedacht. “De term The Roundabout speelde al een tijdje rond in mijn hoofd, en die avond heb ik het aan de jam die we op Vlieland speelden gelinkt. De rotonde in het nummer staat voor mij symbool voor de vicieuze cirkel van vreugde en angst waar ik continu in zit. Vreugde om alle te gekke dingen die ik iedere dag meemaak. Angst voor wat erna komt, en de onrust die het meebrengt om zo lang weg te zijn van mijn familie. Ik word er telkens mee geconfronteerd dat ik een egoïstisch persoon ben omdat ik altijd voor mezelf kies als ik ga touren. Maar ik ben gek op onderweg zijn, en dat kan voor anderen best moeilijk zijn.”

Vicieuze cirkel
Die vicieuze cirkel is een terugkerend thema op het album van Walker. “Ik zou het album wat betreft de thema’s omschrijven als volwassener dan mijn vorige. Het is veel persoonlijker: ik heb nog niet eerder teksten geschreven die zo dicht bij mezelf lagen. Geen bullshit meer over de natuur, maar echt dingen die mij bezighouden.” Hij zingt in The Roundabout bijvoorbeeld over zijn constante gebrek aan geld: ‘Can I buy you a drink? / But my credit is quite shit / We can all laugh and have tap water’. Walker lacht: “Ik zeg het misschien humoristisch, maar ik meen het wel: ik speelde vorig jaar tweehonderd shows en werk iedere dag keihard, maar ben nog steeds fucking broke. Het is soms frustrerend: er is nauwelijks geld te verdienen in de indiescene. De bands die het wel lukt mogen mij komen vertellen waar ze dat geld vandaan hebben gehaald.” Hij haalt zijn schouders op. “Het is te gek dat ik zo veel verschillende plekken ter wereld te zien krijg. Ik kan niets bedenken dat ik liever zou doen dan dit. Maar geld, daar zou ik wel iets meer zekerheid over willen hebben. Ik kan niets anders dan dit, dus als de muziek stopt heb ik niets meer. Wat moet ik dan doen? Thuis zitten en af en toe douchen. Nee, ik hou van urenlang wachten op het vliegveld en WiFi-wachtwoorden verzamelen in clubs over de hele wereld.”

Christian education
Een ander thema dat hij aanhaalt is religie: in Sullen Mind herhaalt hij de regel ‘I only have a Christian education’, en in I Will Ask You Twice zingt hij ‘I don’t read the Bible baby, I think it says don’t ask much.’ Dat is ook iets wat steeds meer is gaan spelen in zijn leven, en hij twijfelt of hij zichzelf zou bestempelen als Christen. “Ik kwam weleens in de kerk met mijn ouders, maar ik hoefde thuis niet de Bijbel te lezen of christelijke liedjes te zingen. Maar het is wel iets wat je meeneemt.” De vraag of er een God bestaat heeft Walker de laatste tijd beziggehouden, vertelt hij, en een antwoord heeft hij niet kunnen bedenken. “Ik vind het moeilijk om te bedenken dat er iemand in de lucht zegt ‘Hee Ryley, even normaal doen.’ Het leukste dat ik kon bedenken is de vraag of God een peuk van me zou aannemen als hij echt zou bestaan.”

Nachtelijk Chicago
Walkers favoriete nummer van Golden Sings That Have Been Sung is het jazzy slotnummer Age Old Tale. “Gewoon omdat het echt een bad-ass nummer is geworden”, zegt hij. En omdat het nummer veel mooie herinneringen meedraagt aan Walkers nachtelijke omzwervingen door Chicago met zijn vrienden. “Dronken worden, ‘s nachts door de kou door Chicago lopen: dat is iets wat ik iedere dag zou kunnen doen. Dat mis ik soms wel als ik ergens in Europa bij een tankstation naast een verlaten snelweg sta te roken.”

DIT INTERVIEW MET RYLEY WALKER IS AFKOMSTIG UIT ONS LAATSTE MAGAZINE:
THE DAILY INDIE | ISSUE #24