In tien afleveringen lichten we The Black Panther Party for Self-Defense uit. De politieke organisatie die de Verenigde Staten in de jaren zestig en zeventig op hun kop zetten. Veertig jaar geleden kwam er een einde aan de partij, maar haar gedachtegoed en invloed hebben hun sporen achtergelaten in de maatschappij. De Zwarte Panters gingen de wereld over, meerdere leden werden in koelen bloede vermoord door de Amerikaanse overheid en de FBI benoemde de partij (die handelde uit zelfverdediging) tot de grootste bedreiging voor de binnenlandse veiligheid. Met alle bizarre gevolgen nadien.

Even berucht zijn de community services van de partij, zoals gratis ontbijtprogramma’s, hun gewapende opstand tegen racistische politieagenten en verzet tegen het bevooroordeelde juridische systeem in Amerika. En nog altijd relevant is het ideologische tienpuntenprogramma van de partij, met thema’s die nog steeds spelen. Het verhaal van deze partij is er een vol helden, boeven, schoonheid, geweld, tranen, liefde, moorden, trots, moed, onrecht, racisme, strijd, community en revolutie. Bovenal is het een verhaal dat, eigenlijk, niet te geloven is.

Podcasts
Hieronder luister je alle podcasts via Anchor, tien afleveringen in totaal, en hier kun je al onze podcasts vinden op Spotify.

Even heerlijk ‘mollemalen’, na de dagelijkse mallemolen waarin we zitten. Een door Thijs Zonneveld geïntroduceerd eponiem, afgeleid van de markante stijl van Bauke Mollema op zijn fiets. Menigeen doet het: de paden op, de lanen in. Op zoek naar onontdekte landweggetjes en steeds weer die grens verleggen. Fysiek, mentaal en geografisch. In de tweede etappe van deze reeks vertelt YouTuber, muzikant en fietser Douwe Doorduin over zijn liefde voor het koersen en de Great Migration Race.

Tekst Niels Steeghs
Foto’s Leon van Bon (portret) en eigen collectie Douwe Doorduin

De afgelopen jaren maakte Doorduin een transitie door. Waar eerst muziek maken op het eerste plan stond – eerst met punkband The Black Cult, daarna als soloartiest – vormt inmiddels hard fietsen en aanstekelijke video’s maken onder de titel Douwe Doet Dingen het belangrijkste deel van zijn leven. Muziek, daar heeft hij met het verse vaderschap erbij even de tijd en de ruimte niet meer voor. Toch blijft hij grenzen verleggen, ook letterlijk. Nu is hij bijvoorbeeld net terug van The Great Migration Race in Kenia, een loodzware tocht die hij op zijn typerende wijze in beeld documenteerde. En de Groninger broedt altijd op nieuwe inspiratie voor zijn avontuurlijke video’s.

“Fietsen draagt momenteel niet zo zeer bij aan mijn muziek. Ik ben vader geworden in april en ik heb juist heel erg hard ingezet op de video’s die ik nu maak. Met de geboorte van mijn zoon Doris besloot ik dat het dit jaar echt te veel werd om fulltime video’s te maken, papa te zijn, te fietsen en daarnaast ook nog muziek te maken. Ik heb met mijn soloproject wel bijna een plaat af, alleen nog niet opgenomen. Ik zoek naar mogelijkheden om het te financieren, maar die plaat wordt heel leuk. Het is een soort exploratie in de popmuziek die ik nog nooit heb gedaan. Ik heb hem niet af kunnen maken omdat het YouTube-kanaal explodeerde. Daar keken opeens heel veel mensen naar en zo kon ik allemaal toffe dingen gaan doen. Ik hoop volgend jaar, als het wat stabieler is op verschillende vlakken, die plaat uit te brengen en daar een mooie tour bij te maken en hopelijk een paar mooie festivals te spelen. Nu kijk ik even met heimwee terug op het muzikantenbestaan. Sommige artiesten brengen tien jaar geen nieuwe plaat uit, hè? Ik breng nu twee tot drie jaar geen nieuwe plaat uit en dat is ook prima.”

BBB Graveler Photo’s By Leon van Bon

Relativerend fietsen
“Met fietsen kan ik extreem bezig zijn, het slokt mijn aandacht op. Het werkt relativerend. Een rondje op de fiets rijden, het hoofd leegmaken en weer terugkomen. En daarna alles met een frisse blik zien. Niet alleen op creatief vlak, maar in alles. Sommige mensen gaan een rondje lopen, ik ga een rondje fietsen en vaak kom ik terug met inspiratie. Misschien zit er wel een kern van waarheid in de verklaring van Niek Nellen, dat mensen uit de muziek lang lui waren en er daarna achterkwamen dat ze toch iets moesten gaan doen om te voorkomen dat ze instorten. Ik ben in 2015 begonnen met fietsen, in de periode dat ik met mijn vorige band The Black Cult intensief aan het toeren was. Zo intensief dat ik mezelf ook een beetje kapot aan het maken was, dus je zoekt een soort uitweg om je toch nog een beetje goed over jezelf te voelen. Het begon met de Tour de France in dat jaar. Die keek ik brak op de bank. Het was net uit met mijn toenmalige vriendin en ik verveelde mij de pleuris. Dat was voor mij het begin van fietsen, ook omdat ik het idee had dat ik hier vet goed in was, dus er direct nóg beter in wilde zijn.”

“In die tijd fietste ik in de zomer op mijn stadsfiets rondjes om mijn stadje Groningen. Dat vond ik super leuk. De eerste keer kwam ik terug met 25 gemiddeld en dat vond ik zo langzaam. Ik wilde sneller. In het najaar en in de winter gingen we weer veel toeren met de band en was ik er even klaar mee. Maar in 2016 greep het mij helemaal. Toen ben ik volle bak wielrenner geworden. Zo zeer dat ik op een gegeven moment meer wielrenner was dan muzikant. In 2018 en 2019 deed ik op het hoogste amateurniveau mee. Daarna besloot ik dat dat toch niks voor mij was en ben ik weer muziek gaan maken met een soloproject. Toen kwam corona en kwamen de YouTube-video’s van Douwe Doet Dingen. Dat is nu mijn werk. Douwe de muzikant, die fietsvideo’s maakt op YouTube.”

“Een favoriete renner, die heb ik niet echt. Ik vergelijk mij het liefst met helemaal niemand. Klinkt dat egoïstisch? Ik ben mezelf, ook in het fietsen. Ik houd van de sport in de breedte, van de verschillende kleuren. Zoals die renner die laatst een etappe won in de Tour de France, Hugo Houle. Hij won solo, als een redelijk nietszeggende renner die nog nooit een wedstrijd had gewonnen. Er zat een mooi verhaal achter. Hij verloor zijn broer tien jaar geleden en zij waren allebei hartstikke gek van het fietsen. Al die jaren streed hij om een Touroverwinning te pakken voor zijn broer. Dat zijn prachtige verhalen. Daarvoor fiets ik, daarvoor kijk ik graag wielrennen.”

Omgevingsversterker
“Vanochtend heb ik drie uur lang gefietst in de snikhete bakoven. En toen dacht ik: wat luister ik graag op de fiets? Soms zou je denken dat uptempo muziek helpt om harder te fietsen, maar het is soms al intens genoeg. Vaak wil ik dan juist mooie rustige muziek luisteren die de omgeving versterkt en alles nog wat mooier maakt. Zo heb ik een hele mooie relatie met de albums van Woods. Prachtige zomermuziek waar je soms letterlijk de krekels in hoort. Strange To Explain is een heel mooi album, met prachtliedjes als Weekend Wind en The Void. Verder luister ik de laatste tijd Neal Francis, een artiest die americana, soul en country heerlijk combineert op zijn plaat In Plain Sight. Een beetje fout en een beetje corny misschien. Het lijkt op Elton John. Daar word ik nu erg vrolijk van op de fiets. En om nog wat stoere muziek toe te voegen: de nieuwe EP van Warthog is top. Lekker harde hardcorepunk.”

“Het mooie van fietsen is dat je constant bezig bent om je eigen grenzen te verleggen. Dat was zeker het geval met The Migration Race, waarvan nu mijn documentaire op YouTube staat. Het is natuurlijk een enorme eer dat ik voor mijn werk en via mijn sponsors voor dit soort dingen wordt gevraagd. Dit was ver buiten mijn comfort zone. Een optreden doen in Paradiso is ook spannend, maar dat blijft toch binnen een veilige cocon. Die mensen kijken je aan, jij bent de entertainer. Je doet een dansje, je liedje en dat voelt veilig. Dit was heel anders. Je wordt naar een ver land gestuurd om een documentaire te maken over iets waar een mooi verhaal in zit. Het gaat daar over Afrikaans wielertalent ontwikkelen en een hele zware wedstrijd fietsen over onverharde wegen in de Masai Mara, een enorm nationaal park in Kenia. Alles onverhard op een fiets die daar niet voor is gemaakt. Hoe ga je dat doen? Dat vond ik spannend van tevoren, maar achteraf ging het allemaal vanzelf. Het was een geweldige ervaring. Reizen is zo vet, dat wist ik helemaal niet. Ik heb nooit buiten Europa gereisd, maar mensen vanuit andere culturen ontmoeten, dat is het allermooiste wat er is.”

Ons land is een doorvoerhaven. Niet alleen voor wereldhandel, maar ook artiesten komen en gaan. Sommigen houden het bij een optreden in de grootste zalen en zien vooral vliegvelden, hotelkamers en de hoofdstad, anderen trekken het halve land door en zien het landschap onderweg aan zich voorbijtrekken. Tussen Peel en polder, tussen Waddenzee en Heuvelland. Hoe kijken artiesten tegen hun bezoek aan in ons land?

Tekst & foto’s Niels Steeghs

In de eerste editie van deze serie bevragen we Shadwick Wilde, zanger van Quiet Hollers. Als tiener woonde de nog altijd als een punker ogende inwoner van Kentucky een aantal jaren in Nederland, met zijn moeder, activiste, filmmaker en poëet Sonja de Vries. Hier werd destijds misschien wel deels de kiem gelegd voor zijn loopbaan in de muziek. Hij komt hoe dan ook graag terug in het land waar hij zich met zijn nummers over depressie, verslaving en hartzeer begrepen voelt. Recent toerde hij nog solo langs zalen in Alkmaar, Hengelo, Arnhem, Eindhoven en Volendam. Een mooie reden om de soms in mistflarden opgegane herinneringen uit zijn jeugd weer op te frissen.

“In 2000 verhuisde mijn familie van San Francisco naar Amsterdam om dichter bij mijn oma te zijn. Tussen mijn veertiende en zestiende woonde ik met mijn moeder en jongere broer in het huis waar mijn familie tijdens de oorlog woonde. Ik voelde mij er onderdeel van de geschiedenis van onze voorouders. Er was zelfs een schuilplaats onder de vloer, waar mensen zich verstopten voor de nazi’s. Mijn overgrootouders waren communisten, oosterse mystici en lid van het ondergrondse verzet. Dat maakte ze tot een doelwit.”

“In die jaren pakte ik meestal de trein op station RAI om naar de internationale school in Amstelveen te gaan. Je zou kunnen zeggen dat ik een wat moeilijke tiener was. Ik voelde mij helemaal alleen in een vreemd land en rebelleerde door mijn haar in een mohawk te laten knippen en die vervolgens groen en paars te verven. In de Melkweg zag ik veel punkbands in die tijd: Agnostic Front, Discipline, The Slackers, Dead Kennedy’s, Heideroosjes, om er een paar te noemen.”

“Twee jaar lijkt nu een korte tijd, maar als tiener voelde het als een eeuwigheid. Ik werd losgelaten in de straten van Amsterdam om te doen wat ik wilde. Zo hing ik uit in de kroeg, drinkend met mijn vrienden, ging experimenteren met drugs, dompelde mezelf onder in de internationale gemeenschap, verteerde als een malle muziek en kunst. De invloed van mijn Nederlandse familie was beperkt. In die tijd was ik amper geïnteresseerd in dat deel van mijn leven. Mijn vader was ook Nederlander, maar ik zag hem in die periode maar één of twee keer. Ik was meer bezig met mijn eigen plan trekken; ik baande mij een weg in een mist van spuitverf, sigarettenrook en de dampen van bleekmiddel.”

“Mijn oma stierf in 2021, in het appartement waar ik recent nog was voordat het verkocht gaat worden. Rond haar overlijden was mijn moeder vanuit Kentucky bij haar op bezoek. Ze hield haar hand vast en terwijl ze voor haar zong, gleed ze weg uit dit leven. Een prachtige manier om te gaan. Toen ik er recent weer was, voelde ik haar aanwezigheid nog heel sterk. Ze was een gepassioneerd en complex mens en vocht tijdens haar leven met haar geestesziekte. Ze was levenslang activistisch. Eigenlijk wist ik nooit of ze wel geïnteresseerd was in mijn muziek, maar ik ontdekte dat ze al mijn albums bewaarde, samen met krantenknipsels en foto’s. Wat mij helder voor de geest staat is haar stem, waarmee ze vertelde dat we lief moesten zijn voor elkaar, in deze wereld vol onrecht en wreedheid.” “Ik waardeer de Nederlandse hang naar eerlijkheid. Bot en direct. Ik denk dat we allemaal profijt kunnen hebben van de gewoonte te zeggen wat we bedoelen. Natuurlijk is geen enkel land monolithisch. Er zijn net zo veel verschillen tussen inwoners onderling als tussen landen. Ik had vaak moeite om begrepen te worden in eigen land en in het buitenland. Het lijkt er echter op dat het Nederlandse publiek mijn ietwat vreemde en droevige muziek waardeert. Daarvoor ben ik eeuwig dankbaar. Misschien komt het door de manier waarop Nederlanders lijden benaderen. Ze zitten zo dicht bij de geschiedenis, met de Tweede Wereldoorlog aan de ene kant en aan de andere zijde kennen zij de rol van de onderdrukker vanuit hun bijdrage aan de slavenhandel en het kolonialisme. Wij mensen zijn complexe wezens. We zijn in staat immense schoonheid en ondenkbare wreedheid te creëren. We moeten de totaliteit van het zijn omarmen en de tegenstrijdigheden die daarbij horen als we in staat willen zijn het beste uit het leven te halen en om te evolueren als een globale gemeenschap.”

Aan een plein dat is vernoemd naar het Zuid-Amerikaans land dat we eeuwenlang angstaanjagend uitgebuit hebben, staat een lekker afgetrapt pand vol creatievelingen. Met gangen vol vintage wielrenfietsjes, de hipstertrend die maar niet over lijkt te waaien. Overal papieren zakken van flitsbezorgers; de bedrijven waarin alle lelijkheid van de 21ste-eeuwse rijkdom samen is gekomen. Ergens tussendoor hupst Joost Oomen over de derde verdieping: de dichter, schrijver, muzikant, theatermaker en alleskunner van wie je zijn bestaan in je leven wilt hebben.

Foto’s Liz van den Akker

Nadat we in een minuscuul liftje zachtjes omhoog getakeld zijn, blijkt dat alles om ons heen later dit jaar gesloopt zal worden. Zo vertelt Oomen ons rondom het malen van de koffieboontjes, terwijl we plaatsnemen in de gemeenschappelijke ruimte. Dus voor iedereen die nog een dichter in huis wil: hij is van harte aan te raden. Zo vaak is Oomen trouwens niet thuis. Sterker nog: zijn agenda is ondertussen zo vol dat hij er sinds kort een manager op nahoudt die alles in goede banen moet leiden. Oomen is lekker bezig en biedt al een paar jaar tegengewicht aan de zwaarte van de Nederlandse literatuur. Hij schrijft licht in de duisternis en straalt als een regenboog tegen een grijze hemel. En juist door die wonderbaarlijk kleurrijke en vrolijke werelden die hij schept, weet hij zijn lezers op onverwachte momenten mee te sleuren in konijnenholen vol diepere lagen. Zijn werk is fris, origineel, eigenzinnig en bovenal: heel erg leuk. Niet voor niets was hij stadsdichter van Groningen, werd hij door de Volkskrant uitgeroepen tot het literaire talent van 2021, speelt hij, om maar wat te noemen, binnenkort met garagejazzband Kruidkoek op Oerol en weten de liefhebbers van goede en unieke verhalen zijn nieuwe boek Visjes sinds februari te vinden. Dat boek gaat over zijn merkwaardige avontuur op een Italiaans eiland, waar hij vissen met poëzie probeert te vangen.

Nog even voor de Joost Oomen-leken onder ons: waar had je hem de laatste jaren tegen kunnen komen? “Eind 2020 verscheen mijn debuutroman Het Perenlied over het verhaal van de Bietenkoningin en dat ging allemaal goed. Daardoor tekende ik begin 2021 bij mijn uitgever voor mijn tweede roman, maar zoals dat soms gaat: er kwam van alles tussendoor. Zo werd ik door twee bevriende fotografes uitgenodigd om een maand lang in een residentie te verblijven op een Italiaans eilandje. Geen idee wat ik daar precies ging doen. Ik moest natuurlijk wel ‘iets’ maken, maar dat mocht van alles zijn”, vertelt Oomen. “Ik heb in die paar weken aantekeningen gemaakt, alleen duurde het even voor ik die weer eens open kon slaan. Kort na mijn thuiskomst begonnen de opnames voor De Slimste Mens (waar Oomen derde werd, red.), wat vrijwel direct overliep in De Parade, waarvoor ik een show had gemaakt met Willie Darktrousers. We hadden het wonderbaarlijke geluk dat het festival door kon gaan in de zomer waarin vrijwel alles werd geannuleerd. Goed, aansluitend werd dat seizoen van De Slimste Mens uitgezonden en schoot de verkoop van Het Perenlied direct, ‘pfffhoeeem’, omhoog. En ik wilde graag iets doen met dat moment. Ik dacht meteen: ik heb die aantekeningen nog liggen over het vissen met poëzie op Salina en Mirka (Farabegoli, red.) en José (Wittenveen, red.) hebben daar allerlei mooie foto’s van. Ik had het idee om daar een raar, biografisch boekje van te maken en dat zelf uit te geven in een oplage van honderd stuks ofzo. Tot ik het idee liet vallen bij de uitgever, waar ze direct razend enthousiast waren omdat die roman zo lekker liep.”

Tijdmanagement
Die tweede roman werd dus eventjes aan de kant geschoven en contractueel moet er trouwens ook nog ergens een dichtbundel verschijnen. Al zou Joost Oomen Joost Oomen niet zijn als hij dat niet op een of andere manier voor elkaar weet te krijgen. Wie weet verschijnt er in de toekomst nog een tijdsmanagementboek van zijn hand, want hoewel het zijn missie is om de wereld ‘vrolijker en minder efficiënt’ te maken, weet hij met zijn tijd wel raad. Een van zijn geheimen? Residenties. Deze keer was het een Italiaans eiland, eerder schreef Oomen het geraamte van zijn debuut in Zeeland. “Thuis is er altijd wel wat te doen en kom ik er niet aan toe om aan een lang stuk te schrijven. Tijdens zo’n residentie kán ik nergens anders mee bezig zijn en dan ontstaat er wat. Zeker door dit boek heb ik de smaak te pakken om ergens naartoe te gaan en daar iets over te schrijven. Het is gewoon ontzettend leuk om avonturenboekjes te maken”, zegt Oomen. Wat voor indruk heeft Salina op hem achtergelaten? “Voor mij was het echt magisch! Misschien geeft het boek een vertekend beeld aangezien er destijds geen toeristen waren en wij alleen met de vaste bewoners op het eiland zaten. Voor mij was Salina perfect omdat het zo klein was. De plek waar het verhaal zich afspeelt was een afgebakende arena en ik had een duidelijk taakje; namelijk een vis vangen met een gedicht. Die begrenzing zorgde er voor dat ik bijvoorbeeld ineens over de pandemie ging schrijven. Iets waar ik nooit over geschreven als ik in Amsterdam was gebleven. Alleen daar kwam de marine letterlijk met vaccins aanvaren en was er één plekje op het eiland waar dat inenten gebeurde.”

Door deze spontane manier van werken, komt Oomen niet alleen zelf nog eens ergens; onvoorspelbare trips kunnen zomaar voor nog meer onverwachte trips zorgen. “Laatst las ik in Nijmegen voor uit mijn boek, waarna een meneer op mij afkwam die zei dat hij het boek leuk vond. Maar ook dat hij familie in Bolivia had wonen en daar binnenkort naartoe zou gaan. Bij het dorp stroomde een rivier en ja, misschien vinden die vissen poëzie ook wel leuk. Of hij mijn plan mee zou mogen nemen? En nu blijkt dus dat hij inderdaad een festival georganiseerd heeft! Met allerlei amateurdichters die gedichten voor de vissen hebben geschreven.” Op zijn telefoon laat Oomen video’s zien: “Ja, kijk, dit is dus het visjesfestival in Villa Montes, met een meisje dat een gedicht voorleest voor de vissen en kijk, ze hebben ook spandoeken met visjes erop en er zijn volksdansen. Er was dit jaar nog geen geld om mij over te laten komen, maar volgend jaar misschien wel.”

Wonen op een eiland
Zo’n met poëzie vissende dichter is dus helemaal zo gek nog niet: “Op Salina vonden ze mijn idee om vissen met poëzie te vangen helemaal niet zo vreemd. Al waren ze misschien vriendelijk omdat we te gast waren en lachten ze er achter mijn rug om. Dat zou best kunnen. Het leuke was dat we snel opgenomen werden in die kleine eiland-community. De mensen van de residentie stelden mij aan iedereen voor als dichter en vanaf dat moment was dat mijn rol op het eiland. Net als je de postbode en de bakker hebt. Ja, ik heb mij daar enorm vermaakt en ik zou daar best willen wonen. Alleen ze organiseren zo weinig avondjes met Nederlandse poëzie, hè. Dat is wel jammer”, grijnst hij. Oomen weet het absurde in Visjes op te schrijven alsof het nooit anders geweest is. Misschien wel zoals het zou moeten zijn. Vissen die gevoel hebben voor poëzie: waarom niet? Terwijl hij wacht op zijn exclusieve visvergunning, waarvoor hij de burgemeester netjes een brief heeft geschreven, gaat hij ondertussen al op onderzoek uit. Met zijn snorkeltje en duikbril, drijvend op de schitterende Italiaanse wateren. Heremietkreeften steken hun koppies uit hun schelp als Oomen gedichten van Remco Campert voorleest en een groepje vissen zwemt aandachtig om hem heen als hij werk voordraagt van Johnny van Doorn.

Het fijne aan het lezen aan Oomens werk is de hernieuwde levenslust die als een gloed over de pagina’s licht. Mogelijk hebben anderen dat wat minder nodig, maar na het lezen van Visjes zie je plotseling alles om je heen. De schoonheid die in alles te vinden is als je ervoor openstaat, al die mensjes die maar wat aanmodderen (net als jij en ik) en al dat prachtige leven van de planten en de dieren. Want wat is nou eigenlijk het verschil tussen jouw leven en dat van een vis? Het is niet meer of minder waard. Samen op deze wereld, onder de sterren de maan en in het water of op het land. “Bij Het Perenlied was het echt een vooropgesteld doel om iets kleurrijks en vrolijks te maken, maar bij dit boek kon het niet anders, want dat eiland is zó mooi. Je kunt niet anders dan er fucking lyrisch over zijn, het is echt fantastisch. Het boek zelf is daarentegen wat moeilijker te plaatsen, vooral voor boekhandels. Het is non-fictie, maar ja: wat voor soort? Het is al ergens gespot bij de reisboeken, maar dat is het niet helemaal. Ik snap dat het niet super duidelijk is, maar stiekem was ik daar op uit: wat is dat nou weer? Ik heb zelf weleens dat ik een of ander experimenteel boek uit de jaren zestig pak in een antiquariaat en denk: wat is dit dan weer? Dat is dan een boek dat ik wil hebben. Ik zou het mooi vinden als Visjes over vijftig jaar in een tweedehandsboekenzaakje ligt en denkt: ‘wat is dit voor iets raars? Wie is dat kereltje met die venkelstok op de voorkant? Waarom zet hij zichzelf op de voorkant van zijn boek, wat is dat voor raar gedrag?’ Maar waar ik nu vooral op hoop, is dat mensen deze zomer met vakantie gaan naar Salina met mijn boekje in hun hand. En dat die eilanders dat dan zien en denken: ‘huh, was dat niet die lijpe dichter die hier toen een vis kwam vangen met een gedicht?! En nu lopen er allemaal mensen met dat boek… Hoe zit dat dan?!’”

De Twintigers
We gaan Oomen voor nu even weer zijn gang laten gaan, want zoals gezegd moet hij deze dagen ‘altijd door’. Een korte blik op zijn agenda: “Van de week speelde ik het voorprogramma van Lucky Fonz III in TivoliVredenburg, gisteren trad ik op in het Bimhuis en vanavond presenteer ik een Poetry Slam in Utrecht. Daarnaast schrijf ik wekelijks een column voor Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant, heb ik losse schrijfopdrachten, organiseer en presenteer ik avonden, ga ik nog een theaterstuk maken en schrijf ik theaterteksten voor andere mensen. Ondertussen houd ik met Stefanie Liebreks en Yentl van Stokkum de Instagram-pagina Poëzie is een Daad bij, waarop we dagelijks een gedicht delen. Dus ja, daar zit een hoop nachtwerk bij. Maar dat is toch het moderne kunstenaarschap? Alles bovenop elkaar en maar gewoon doen en gaan. Al vindt mijn moeder dat ik wel weer eens langs mag komen.”

Als laatste, niet te vergeten: de tour met De Twintigers. Met Wout Waanders heeft Oomen een clubje verzameld van schrijvers die tijdens de pandemie gedebuteerd zijn en zichzelf in de ‘offline wereld’ niet of nauwelijks voor hebben kunnen stellen: “We hebben het georganiseerd om te laten zien: kijk, deze mensen bestaan. Daarnaast mis je niet alleen het optreden zelf, maar je ontmoet net zo goed andere schrijvers, waarmee je dan weer gaat hangen. Zoiets is goed voor de literaire scene en dat is tijdens de pandemie dus niet gebeurd. Inmiddels is er onder die jonge schrijvers al wat meer een scene ontstaan, dat is super leuk.” Onder meer Simone Atangana Bekono, Valentijn Hoogenkamp, Sholeh Rezazadeh, Mattijs Deraedt, Dorien de Wit, Roos Vlogman en Loes Wijnhoven zijn van de partij. “Voor mij is het ook leuk. Want het is gewoon kut om te debuteren tijdens zo’n pandemie. Voor mijn debuut heb ik geen boekpresentatie kunnen houden en voor Visjes óók niet. Dat is jammer hoor, als je er zolang aan gewerkt heb.”

In onze serie ‘Inspired By…’ gaat Cor de Jong op zoek naar de literaire inspiratiebronnen achter popsongs. Iedere keer licht hij één schrijver of dichter uit, die op zijn of haar manier een stempel(tje) heeft gedrukt op de popmuziek. Dat kan zijn in de vorm van een citaat, een subtiel knipoogje, het terloops noemen van een titel of een naam.

Illustratie Zep de Bruyn

Toen ik een paar jaar geleden in Edinburgh was, stuitte ik bij toeval op een poster met de aankondiging van een concert van Idlewild. Aan het begin van het millennium timmerde deze Schotse band aardig aan de weg, met name met de albums 100 Broken Windows en The Remote Part. De band klonk nog ongeveer hetzelfde als destijds en speelde ook nog best wat nummers van vroeger, onder meer het bekende Roseability, een nummer met een wat raadselachtige tekst. Want wat is roseability precies? In het refrein valt steeds de naam van de Amerikaanse schrijfster Gertrude Stein (1874-1946) en in de clip is haar beeltenis ook prominent in beeld. Wat is de connectie?

Idlewild – Roseability
Rose, ability, there is no roseability
Rose, ability, there is no roseability
You’ve got off with too much now
You’re getting off with too much now
Stop looking through scrapbooks and photograph albums
Because I know
They don’t teach you what you don’t already know
You’ve always been, dissatisfied

Gertrude Stein said “that’s enough”
(I know that that’s not enough now)

Rose, ability, there is no roseability
You’ve got off with too much now
You’re getting off with too much now
Stop looking through scrapbooks and photograph albums
Because I know
They can’t teach you what you don’t already know
You’re always be, dissatisfied

Gertrude Stein said “that’s enough”
Gertrude Stein said “that’s enough”
(I know that that’s not enough now)

Rose, ability, there is no roseability
You’ve got off with too much now
You’re getting off with too much now
Stop looking through scrapbooks and photograph albums
Because I know
They won’t teach you what you don’t already know
You’ll always be, dissatisfied.

‘Roosvaardigheid’
Roseability laat zich misschien nog het beste vertalen als ‘roosvaardigheid’, oftewel de vaardigheid van een roos. De eerste regel, ‘roos, vaardigheid, er is geen roosvaardigheid’ zouden we dan kunnen lezen als: rozen kunnen niets. Ze doen niets. Ze zijn alleen maar. Rozen, anders gezegd, hebben maar één functie: mooi zijn. Dat sluit aan bij een vaststelling die Gertrude Stein al in 1913 deed: ‘Rose is a rose is a rose is a rose’. Het is haar bekendste dichtregel. Zo bekend zelfs dat deze regel een eigen Wikipediapagina heeft.

Die regel is afkomstig uit het gedicht Sacred Emily. In het gedicht is Rose de naam van een persoon. Maar de dichtregel wordt vaak aangehaald in de vorm ‘a rose is a rose is a rose is a rose’ en dan meestal opgevat als ‘het is zoals het is’, ‘de dingen zijn zoals ze zijn’. Later lichtte Stein dit toe. Volgens haar was een roos ooit gewoon een roos, maar dankzij de romantici kreeg het woord allerlei connotaties. Met haar dichtregel stoft ze het woord als het ware af. In haar dichtregel, zo beweerde ze, was de roos voor het eerst in honderd jaar gewoon weer rood.

Gertrude Stein – Sacred Emily
[…]
What is a winter wedding a winter wedding.
Furnish seats.
Furnish seats nicely.
Please repeat.
Please repeat for.
Please repeat.
This is a name to Anna.
Cushions and pears.
Reason purses.
Reason purses to relay to relay carpets.
Marble is thorough fare.
Nuts are spittoons.
That is a word.
That is a word careless.
Paper peaches.
Paper peaches are tears.
Rest in grapes.
Thoroughly needed.
Thoroughly needed signs.
All but.
Relieving relieving.
Argonauts.
That is plenty.
Cunning saxon symbol.
Symbol of beauty.
Thimble of everything.
Cunning clover thimble.
Cunning of everything.
Cunning of thimble.
Cunning cunning.
Place in pets.
Night town.
Night town a glass.
Color mahogany.
Color mahogany center.
Rose is a rose is a rose is a rose.
Loveliness extreme.
Extra gaiters.
Loveliness extreme.
Sweetest ice-cream.
Page ages page ages page ages.
Wiped Wiped wire wire.
Sweeter than peaches and pears and cream.
Wiped wire wiped wire.
Extra extreme.
Put measure treasure.
Measure treasure.
Tables track.
Nursed.
Dough.
That will do.

[…]

Het is wat het is
Met deze kennis vallen een hoop puzzelstukjes in de tekst op hun plaats. In de coupletten stelt zanger Roddy Woomble simpelweg vast dat je nu eenmaal bent wie je bent. Een dubbeltje zal nooit een kwartje worden. Een dubbeltje is een dubbeltje is een dubbeltje. Een tulp zal nooit uitgroeien tot een roos. Er is geen roosvaardigheid. Het heeft geen zin om door oude plakboeken en foto-albums te bladeren want die leren je niets wat je nog niet over jezelf wist. Het is wat het is.

In het refrein wordt die voorstelling van zaken toch weer ter discussie gesteld. ‘Gertrude Stein said ’that’s enough‘,’ zingt Woomble. Het klinkt als een echo kunnen zijn van ‘That will do’ uit het gedicht. Maar die bewering wordt direct in twijfel getrokken door de tweede stem, die eraan toevoegt: ‘I know that that’s not enough now’. Het is niet genoeg. Het is nooit genoeg: ‘They won’t teach you what you don’t already know/ You’ll always be, dissatisfied’. Het ligt in de aard van de mens om altijd ontevreden te zijn. Wat Gertrude Stein ook beweert…