Live

You may ask yourself, how did I get here: op Down The Rabbit Hole tuimelden we van de ene verbazing in de andere


2 juli 2018

De tijd in festivalland gaat snel. Het voelt nog heel recent dat MOJO de eerste Down The Rabbit Hole aankondigde. ‘Het kleine broertje van Lowlands’, waarvoor meteen al klinkende namen als Damon Albarn, The Black Keys en Foals waren gestrikt. Dit weekend beleeft het festival alweer zijn vijfjarige jubileum, met maar liefst twee Ziggo Dome-waardige headliners, een splinternieuw hoofdpodium, een veel groter bezoekersaantal dan voorheen en natuurlijk heel veel spontane feestjes. Ook wij waren natuurlijk weer paraat in De Groene Heuvels. Zonder een al te strakke planning, want wij lieten de festiviteiten dit jaar maar over ons heen komen en volgden het witte konijn naar waar het ons leidde. Hier onze observaties. En zoals het navertellen van een psychedelisch avontuur betaamt, nemen we het maar niet te nauw met de chronologie.

Laten we beginnen met de veranderingen op het terrein. De oude toegangspoort is vervangen door een grote verzameling palen, waar je natuurlijk ook door middel van een brug doorheen kan wandelen, het blijft immers wel Down The Rabbit Hole. Daarna is de meest in het oog springende verandering: de nieuwe Hotot, het hoofdpodium is geen ietwat karakterloze tent meer, maar een groot buitenpodium. De vergelijkingen met Best Kept Secret doemen zo natuurlijk vanzelf op, ook dit podium grenst aan een idyllisch meer waar de zon prachtig overheen glijdt en glinstert in de avonduurtjes, maar door de grote heuvel waar het podium aan grenst heeft het toch een eigen smoel.

Op zich is die heuvel een gouden zet. Het is bloedheet, dus is het ideaal om even rustig in het zonnetje te blijven zitten. Het zorgt er echter wel voor dat het gros van het publiek daar dan ook voor kiest en veel artiesten als gevolg overdag voor een half leeg veld staan te spelen. Vooral bij de stemmige elektrosoul Sampha is het dramatisch leeg. De Brit is dan ook een van de artiesten die niet echt tot hun recht komen in de buitenlucht. In datzelfde rijtje passen de Californische rockers Black Rebel Motorcycle Club. De hele band ziet er met hun zonnebrillen en zwarte kleding uit als het schoolvoorbeeld van hoe Hollywood denkt dat vampiers eruitzien. Net als vampiers verschroeit de band in het zonlicht en voeren ze de logge rocksongs volstrekt inspiratieloos uit.

 

Lange tijd lijkt MGMT eenzelfde lot te ondergaan. De band speelt met redelijk wat bezieling – wat ook wel eens anders is geweest – maar in het daglicht komt het totaal niet over. Als je als band opent met een nummer van het kaliber Time To Pretend en dat haast ongemerkt voorbij komt, is er ergens iets mis gegaan. Als frontman Andrew VanWyngarden zich halverwege de show genoodzaakt voelt om op de rand van het podium eindeloos wat akoestisch gitaargepingel op het publiek af te vuren, lijkt de show finaal in te zakken. In het laatste kwartier slaat de vonk echter toch eindelijk over, wat natuurlijk zijn hoogtepunt bereikt met gedoodverfde afsluiter Kids. Zelfs elf jaar na dato bewijst het nummer zich nog steeds als een festivalanthem van jewelste, en het is heel erg mooi om te zien hoe zowel band als publiek zich totaal in de muziek verliezen.

VanWyngarden slaat daar vervolgens een beetje in door en rekt de break in het nummer zo gruwelijk lang uit dat van de spontaan ontstane sit-down niks over blijft, maar wanneer even later de kenmerkende ‘tududududududu‘ nog een keer over het veld schalt is dat hem meteen vergeven. Dat die sit-down zonder enige aanmoediging van de band ontstond, geeft wel goed weer hoe uitzinnig het publiek deze editie van Down The Rabbit Hole is. Dit uit zich in een belachelijk hoog aantal spontane feestjes per vierkante meter. Waar je ook heen gaat, je loopt altijd wel ergens tegenaan. Je vervelen is volstrekt onmogelijk.

 

Zo is er in de container op het toepasselijk geheten Vuige Veld naast een bonte verzameling aan DJ’s ook een assortiment aan geheime shows. Zo zien we de staart van een show van BARTEK en belanden we als we op de zondagmiddag op weg zijn naar wat geestverruiming bij Nils Frahm, opeens bij een show van de punkband van WANNABEASTAR, die allerhande covers op het dampende publiek afvuurt. Dat gaat van Bohemian Like You tot de vogeltjesdans, Killing In The Name Of en eindigt uiteindelijk met Gay Bar van Electric Six. A song so nice they play it twice, waarna er van alles van de muur afdruipt. Wie in dat gebied geen zin heeft in zoveel gitaargeweld, kan bij de nabijgelegen Powerdome ook terecht bij de RC-autoarena, waar met messen en ballonnen uitgeruste autootjes de ballonnen van de anderen lek proberen te prikken.

En dan hebben we het nog niet eens gehad over het bospodium Bossa Nova; het toneel voor intieme shows van acts als Luwten, WWWater en Clean Pete. De broeikas aan de rand van het terrein waar iets van een performance art-cult verstopt zit. De vele randzaken die festivalambassadeurs De Jeugd van Tegenwoordig en Wende met zich meebrengen en de Portoparties-themafeestjes, met thema’s als ‘Karton Cobain’ en ‘De Peter Timorave’. Met zoveel lolligheid kan de balans tussen de randzaken en de muziek vrij makkelijk zoek raken. Hoewel er zeker bezoekers zijn die meer geïnteresseerd zijn in De Peter Timorave dan in Nick Cave, is het zeker niet zo erg als een paar jaar geleden, toen er in de Fuzzy Lop naar hartenlust touwtje werd gesprongen tijdens Sun Kil Moon.

 

Sterker nog, veel van de acts waarbij we op voorhand ellende voorspelden wat betreft het publiek, blijken toch de aandacht vast te kunnen houden. Zo lijkt singer-songwriter Fink dankzij zijn vrij moeilijke laatste plaat Resurgam geen geweldige match met het zonnige hoofdpodium, maar zijn statige songs gedijen ook goed in de zon, met een zinderend Looking Too Closely als hoogtepunt. Ook Moses Sumney vroeg in de middag in de Fuzzy Lop klonk enigszins riskant, maar ook zijn stemmige songs met gierende falset-uithalen vallen goed bij het aandachtig luisterende publiek. Het helpt ook dat Sumney tussen de nummers door een vriendelijke en innemende persoonlijkheid blijkt te zijn, waardoor het allemaal minder zware kost wordt dan we hadden gedacht.

 

Ook aan de meer elektronische kant van het festivalprogramma vinden we acts die geduld vereisen. Zo staat James Holden op het programma met het jazz improv-ensemble The Animal Spirits voor een uur lang. Houd je vast: folk-trance. Dat uit zich in lange, opbouwende songs met hemeltergende climaxen die zo onder een natuurdocumentaire van de EO gemonteerd zouden kunnen worden.

 

En natuurlijk de show van Nils Frahm. Die moderne klassieke muziek en electronica weer met veel verve mixt, voor een show waarbij de helft van de Teddy Widder volstrekt uitgeteld op de grond ligt weg te dromen. Voor wie dat allemaal teveel poespas vindt, komt de show van Hot Chip-lid Joe Goddard als geroepen. Hij staat al om half negen ’s avonds op het podium, maar je hoeft tegen Joe niet te zeggen dat hij beter in de nacht geprogrammeerd had moeten staan. Na een nog redelijk ingetogen begin met een zangeres op het podium vuurt Goddard de ene naar de andere drop op het publiek af en máákt hij het simpelweg nacht.

Nils Frahm

 

Aan de andere kant van het muzikale spectrum is ook John Dwyer van Oh Sees wars van moeilijke zaken als opbouw. Hij trapt af met een razendsnel The Static God, schiet daarna meteen door naar The Dream – het dichtste wat (Thee) Oh Sees ooit bij een hit is gekomen – en krijgt het de resterende vijftig minuten voor elkaar om keer op keer nóg een tandje harder te gaan. Zo dendert de Oh Sees onvermoeid door, vooral geholpen door de twee retestrakke en ongelofelijk goed op elkaar ingespeelde drummers.

 

Een dag later zien we op een vergelijkbare spot Shame een poging doen naar een zelfde soort dampende euforie. Dat lukt wegens een iets te laag tempo niet helemaal, maar nummers als Tasteless en Friction hebben zich al bewezen tot festival-anthems van jewelste. Het duo rustigere nieuwe nummers wat de band ons voorschotelt klinkt alsof de jongens al volwassen beginnen te worden. Een beangstigende gedachte, want op dit moment is er nergens een betere puberale rotherrieband dan Shame te vinden.

 

Nog meer Britse herrie is aanwezig in de vorm van Warmduscher, Fat White Family-afsplitsing nummer zoveel. Onder leiding van smerige cowboy Clams Baker Jr. schotelt de band de Fuzzy Lop een kleine drie kwartier aan totale waanzin voor. Alle nummers lijken nogal op elkaar, maar de riffs denderen tegelijkertijd zo hard dat dat de pret niet mag drukken.

 

In de vorm van Tex-Mexband Calexico kent het festival ook lievere cowboys. Frontman Joey Burns maakt zijn anti-Trump statement meteen luid en duidelijk. Dat is in hem te prijzen, en in deze tijd mag de waarde van een band waarin Amerikanen en Mexicanen vol plezier samen staan te spelen niet onderschat worden, maar het is allemaal wel vrij gezapig. In het zonnetje is het goed toeven, maar spannender dan de Mexican Jukebox elders op het festivalterrein wordt het geen moment.

 

Joe Talbot van IDLES zou vast te spreken zijn over de politieke statements van Burns, maar gelukkig giet hij zijn eigen overtuigingen in een iets spannendere omlijsting. De muziek en live-show van deze rouwdowers behoeven op deze site geen enkele introductie meer, dus laten we het hebben over de kleine momenten die deze show zo veel meer dan een gemiddelde punkshow maken. Zo is daar de emotionele break in het nieuwe Samaritans, over toxic masculinity, waarin Talbot uit volle borst ‘I KISSED A BOY AND I LIKED IT’, schreeuwt, om zich vervolgens toch als stereotypische macho-man als een gorilla op zijn borstkas te bonken. Geen enkele punkband steekt op zo’n snijdende manier de draak met de machocultuur die in het genre overheerst, en alleen daarom bewijst IDLES zich weer als een band om te koesteren.

 

Dat Talbots microfoon het halverwege even begeeft en de geweldige nieuwe single Colossus jammerlijk achterwege blijft, maakt met zo’n show ook helemaal niet uit. Nog meer punk, maar dan uit onverwachte hoek: Ray Fuego’s punkband Ploegendienst, die invalt voor Curtis Harding die vastzit op het vliegveld van Barcelona. Terwijl Fuego onder meer schreeuwt over baba ganoesh en vervelende toeristen die in Amsterdam over het fietspad lopen, gaat de halfvolle, maar uitzinnige Fuzzy Lop compleet uit zijn dak. In de kleine vijfentwintig minuten die het optreden beslaat gebeurt er letterlijk niets wat je nog nooit gehoord hebt, maar toch is cultheld Fuego de redder van de vrijdag-namiddag.

Tegenover de Fuzzy Lop vinden we dit jaar het nieuwe Future Fuzzy Field, een goede broedplaats voor nieuwe culthelden. Zo speelt Elias El Gersma van ondermeer The Homesick en Yuko Yuko er een soloshow, waarin hij zijn dromerige Engelstalige songs verruilt voor volstrekt absurdistisch Nederlandstalig materiaal. Zo constateert hij dat alle technologische ontwikkelingen van de laatste jaren wel een ‘complot van de nerds’ moeten zijn, en bezingt hij in het slotnummer Sesamstraat-vogel Pino. De grootste cultheld van het Fuzzy Field – en de rest van het festival – is echter Karel. Bijna alles in de show van dit Soundcloud-fenomeen komt uit een doosje, we horen zelfs zijn stem dikwijls als hij niet aan het zingen is, maar de euforie die hij teweeg brengt is ontegenzeggelijk. Hij springt zich een ongeluk, klimt overal in waar hij maar in klimmen kan en duikt aan het einde van de show het publiek in, waarna er nog lang een uitroep van ‘Ka-rel! Ka-rel! Ka-rel!’ over het veld heen suist.

 

Vanwege het sowieso nogal grote cultgehalte van het hele festival is het publiek op Down The Rabbit Hole ook goed bestand acts waarbij het gemiddelde festivalpubliek al na vijf minuten gillend weg zou rennen. Fever Ray bijvoorbeeld. Karin Dreijer heeft weer eens een enorm rariteitenkabinet meegenomen, ziet er zelf uit als het nog meer verknipte zusje van de Joker en vuurt een niet te stoppen bombardement van pulserende en dreigende synthpop op het publiek af, wat het allemaal als zoete koek slikt. De show van St. Vincent is net zo kunstzinnig en vervreemdend. Zo zien we op een videoscherm onder anderen hoe Annie Clark betast wordt door haar eigen afgehakte handen en hoe ze minuten lang een mysterieuze groene vloeistof uitkotst. Ook zijn de gezichten van twee van de bandleden bedekt door een dikke nylonkous en is de roadie van dienst gestoken in een leren BDSM-outfit.

Het is dus weer een bonte bedoening, maar gelukkig vergeet Clark ook niet gewoon smerig lekker te rocken. Ze is een van de allerbeste gitaristen van haar generatie, wat ze in de knallende climaxen van nummers als Huey Newton en Rattlesnake dubbel en dwars bewijst. St. Vincent heeft dus eindelijk de juiste balans tussen smerig rocken en performance-art gevonden, en dat is weleens anders geweest. De choreografie is nog steeds strak ingestudeerd, maar af en toe verschijnt er toch een spontane glimlach op het gezicht van Clark. Als ze na een uur met bijna alleen maar uptempo materiaal afsluit met de prille ballad New York, lijkt het zelfs alsof we haar op een traantje kunnen betrappen.

 

Dan is het tijd om het te hebben over misschien wel de grootste verandering ten opzichte van voorgaande jaren: de drukte. Maar liefst 35.000 bezoekers telde het festival deze editie, veel meer dan voorheen. En dat was te merken. De entree ging dankzij de nieuwe poort behoorlijk soepel, maar de rijen voor de bars en toiletten waren dikwijls om u tegen te zeggen. Die grote drukte komt natuurlijk voor een deel door de uitstekende naam die het festival de afgelopen vier edities voor zichzelf heeft opgebouwd, maar ook doordat de line-up van dit jaar simpelweg de meeste grote namen uit de DTRH-geschiedenis kende. Wat bijvoorbeeld te denken van een Franz Ferdinand, een band die in het jaar van de eerste Down The Rabbit Hole op Best Kept Secret nog dagafsluiter was en nu al om half acht op het hoofdpodium aan mag treden. Echt headlinerwaardig was hun show ook niet te noemen – al was het natuurlijk wel een groot feest, met Take Me Out als kolkend hoogtepunt – maar op voorgaande edities had de band niet misstaan bovenaan de poster.

 

Dit jaar waren echter alle drie de headliners nog wel een slag groter dan die indie-veteranen. Queens of the Stone Age en Nick Cave & The Bad Seeds sloten zelfs niet al te lang geleden allebei ‘grote broer’ Lowlands nog een keer af. Het veld puilt bij allebei de acts dan ook uit van de eerste tot de laatste minuut, maar gelukkig maken ze het allebei waar. De show van Josh Homme en consorten was een strakke, beukende QOTSA-show volgens het boekje. Misschien niet precies waar de gemiddelde Rabbit Hole-bezoeker met vernieuwingsdrang naar op zoek was, maar de coolheid die van het podium afstraalt was toch onweerstaanbaar, met meerdere kolkende moshpits tot gevolg. Nick Cave sloot vervolgens op zondag het hoofdpodium en het bandjesprogramma van het festival af met een show die haast uit zijn voegen barstte van de intensiteit.

Soms zo verstild dat er wat ongemakkelijk gelach uit het publiek ontstond, zoals wanneer Cave in het gezicht van een paar fans op de voorste rij fluistert dat hij de ‘bride of Jeeeeesssssussss’ is, en soms haast beangstigend luid, zoals tijdens een eindeloos door dreunend From Her To Eternity. Waar er bij de eerste twee nummers van de show – beide afkomstig van zijn hartverscheurende laatste plaat Skeleton Tree, over de tragische dood van zijn zoon – nog wat ge-ssst moet worden, duurt het daarna niet lang voordat Cave het hele veld in zijn greep heeft en je dikwijls en speld kan horen vallen. Als hij aan het einde van de show, met de ondergaande zon op de achtergrond, een handjevol fans op het podium sleept voor een rustig zinderende uitvoering van Push The Sky Away zou je willen dat het hele veld op het podium paste, zoveel maakt de show los.

Helaas valt headliner nummer drie wel enigszins tegen. Het is hartstikke leuk dat Anderson .Paak met zijn The Free Nationals de afgezegde show van vorig jaar in komt halen, maar moest hij daarmee nou echt de Hotot op zaterdag afsluiten? Paak geeft een gelikte hiphop-show volgens beproeft Amerikaans recept waarmee hij het veld makkelijk om zijn vinger windt, maar enige spanning of bezieling ontbreekt volledig. Het helpt ook niet dat zijn show nog steeds grotendeels leunt op het album Malibu, uit 2015. Met wat meer nieuw materiaal dan een paar singles mag hij het van ons over een paar jaar gerust nog een keer proberen.

Wat ons betreft had David Byrne de spot van Paak zo over kunnen nemen. Met zijn elfkoppige, volledig mobiele band – er staat niks vast op het podium, voert Byrne de ene waanzinnige choreografie na de andere uit. In het eerste halfuur alleen al fietst hij er met I, Zimbra, This Must Be The Place en Once In A Lifetime ook nog eens doodleuk drie Talking Heads-klassiekers doorheen. Die laatste is met zijn refrein vol uitroepen van verbazing (‘And you may ask yourself, how did I get here?’) zowel een goede samenvatting van het optreden als van het festival. Zijn show is Down The Rabbit Hole 2018 in een notendop: je kijkt je ogen uit en valt van de ene verbazing in de andere.

 

Als we na drie snikhete, heerlijk gevarieerde dagen het terrein aflopen zijn er wel een paar kritiekpuntjes die in ons hoofd rondzeuren, met de manier waarop er op het terrein met de drukte werd omgegaan voorop. Dit verbleekt echter bij de vele kleine momenten van euforie die we dit weekend hebben gezien. De sprongetjes van Karel, Andrew VanWyngarden die helemaal los gaat op Kids, Josh Homme die nog een keer plagerig duivelshoorntjes opsteekt voordat de allesverzengende climax van A Song For The Dead losbarst, David Byrne die straalt van geluk als er tijdens Once In A LIfetime een wave ontstaat (‘A wave! Did you see that? Hahahaha!’), Nick Cave die met de zakdoek van een fan zijn gezicht afveegt en ga zo maar door. Deze nieuwe, grote uitvoering van Down The Rabbit Hole kent misschien nog wat kinderziektes, maar is als vorm van escapisme ongeëvenaard. Wedden dat iedereen die maandag of dinsdag weer op kantoor moet verschijnen stiekem hoopt ergens een geheim of spontaan feestje aan te treffen?