Album Review

Wat als Hang niet van Foxygen was? Een overrompelende, orkestrale plaat op de snijtafel


22 januari 2017

Uw recensent van dienst had twee weken geleden het goede voornemen om al zijn snobistische trekjes te onderdrukken en iedere plaat, hoe ‘slecht’ of poppy de artiest in kwestie ook moge zijn, objectief te benaderen. De andere kant daarvan is dat ook gevestigde en bejubelde indienamen met een frisse blik bekeken dienen te worden. Een vrij haalbaar voornemen. Althans, dat leek zo, tot het volgende bestandje in de mailbox van ondergetekende verscheen: Foxygen_Hang.mp3. 

Je brood verdienen met eigenzinnig zijn. Sam France en Jonathan Rado uit Westlake Village, Californië are livin’ the dream. Na het licht knullige, maar bovenal aandoenlijk weirde en virtuoze epos Jurrassic Exxplosion Philippic, opgenomen toen de jongens 15 jaar jong waren, maakte het duo een enorme sprong voorwaarts met Take The Kids Of Broadway (2012) en perfectioneerde ze het songschrijven met het weergaloze We Are The 21st Century Ambassadors Of Peace & Magic (2013). De Foxygen-sound leek gevestigd, totdat die met het daaropvolgende …And Star Power (2014) genadeloos omver gekegeld werd. Een overmatig ambitieuze space-opera van vierentwintig tracks in tachtig minuten. Inventief, gedurfd en onbetwist virtuoos, maar ook overweldigend en instabiel.

Dat op de release van …And Star Power een farewell tour volgde leek logisch en evenwel leek het onvermijdelijk dat het boek Foxygen ooit een nieuw hoofdstuk zou krijgen. En inderdaad, amper een jaar na de laatste show was daar plots een nieuwe reïncarnatie. De sterrenkracht verdwenen, de ambitie gebleven: anno 2017 zijn Rado en France niet de gezagvoerders van een begeleidingsband, maar de maestro’s van een 34-koppig orkest. Hoofdstuk vier: Hang.

 

 

Priegelen en kriegelen
Priegel- en kriegelwerk leek het vaak op …And Star Power, hetgeen in schel contrast staat met de levendigheid die Foxygen vanaf de eerste tellen van Follow The Leader etaleert. Subiet vormen zich beelden van een paar bordeauxrode gordijnen die wijken en een ensemble onthullen met Radio en vooral Sam France in de voorhoede. France zingt en zingt met expressie, al raken de woorden kant noch wal. Voor een warm bad van strijkers en blazers ontpopt hij zich als een crooner extraordinaire en stelt hij performance boven inhoud. Het euforisch geblèrde “shalalalala” is dan ook met stip de sterkste tekst van deze ouverture.

Het is wat men noemt een veelbelovend begin, maar wat is die belofte precies? Een smaakvol doch extravagante orkestrale barokpopplaat? In dat geval kan die verwachting bij het refrein van Avalon onmiddellijk in de prullenmand. Zelfs diegenen die dol zijn op Foxygen vanwege zijn meeslepende, theatrale meezingrefreinen (On Blue Mountain, Star Power III: What Are We Good For) zullen even van hun a propos zijn: denk ABBA’s Waterloo (de gelijkenis is zorgwekkend) opgeblazen tot Broadway-esque proporties.

 

Excellerend orkest
In vergelijking verbleekt het daaropvolgende Mrs. Adams, dat desondanks tot de nok toe is gevuld. Eerste tekenen van vermoeidheid zijn in alle bombast onvermijdelijk, maar tegelijkertijd excelleert het orkest, dat de gitaarpartijen van Rado en het gekreun en gejengel van France bijna bewust lijkt te overstemmen en op andere momenten elke holte poogt op te vullen met een scala instrumenten waar zelfs het meest geoefende oor geen onderscheid in zal kunnen maken.

Dat het orkest, onder leiding van dirigent Trey Pollard en in de arrangementen geassisteerd door Matthew E. White, meer is dan een middel om de songs kracht bij te zetten blijkt bovenal op America, waar alle muzikanten voor het eerst tot symbiose komen. Was Mrs. Adams nog een estafette, nu loopt Foxygen in al zijn 36-koppige mankracht één gezamenlijke race. Voor hardlopen loont America zicht overigens met zijn immer veranderende tempo’s en stijlen bijzonder slecht. Als luisteraar waan je jezelf afwisselend in een Pre-Code horror film uit de dertiger jaren, een Symphonica In Rosso-show van Marco Borsato en de Mos Eisley Cantina uit Star Wars. Voor de zoveelste keer prikkelt Foxygen de fantasie – de klanken vertellen meer dan de woorden -, maar zullen ze de gemiddelde luisteraar evenwel vermoeien.

 

On Lankershim
Als we toch spreken in cultuurreferenties is het vijfde nummer On Lankershim met zijn slepende saxofoons en melancholische toon als de theme song van een Amerikaanse soap uit de jaren tachtig. Een verademing, dan wel een adempauze, al zijn die, zo blijkt, op Hang van korte duur. Ook het anderhalve minuut durende Upon A Hill, dat naadloos op On Lankershim aansluit, zwelt in dat geringe tijdsbestek moeiteloos van een luchtige crooner tot een overweldigend big band-orgasme, waarbij één surreële zin niet onvermeld kan blijven: “Wild flamingos dance on spaceships with black fire in their mouths.” Ja.

Het is moeilijk ontkennen dat ondergetekende zich na bovenstaande track gedwongen voelde een paracetamol in te nemen. ‘Hou vol, nog maar tien minuten,’ spookt door het hoofd. Overige adempauzes blijven in de resterende tien minuten uit. Zo mogelijk tonen Foxygen & orkest zich nog bombastischer en worden gaatjes op Trauma niet langer opgevuld met individuele partijen, maar met steeds diezelfde brei van pauken, bekkens, strijkers, tuba’s en wat al niet meer.

Net als de laatste dertig minuten van de Top 2000 lijkt ook dit halfuurtje Foxygen eindeloos te duren. De grootse finale heet Rise Up en laat zich typeren als de band’s hoogsteigen Bohemian Rhapsody, al is ook Hotel California niet ver. Onbetwist briljant en op-en-top dramatisch is dit dé afsluiter die bij een plaat als Hang verwacht mag worden. Meer nog dan een afsluiting voelt het echter als een verlossing, want 32 minuten duurden zelden langer.

Dan: stilte. Een moment van bezinning, want had uw recensent van dienst deze plaat niet al lang en breed afgezet om vervolgens een summier doch vernietigend oordeel te schrijven als het niet een plaat van Foxygen geweest? Misschien wel. Waarschijnlijk wel, en Rado en France zullen zich ook volledig bewust zijn geweest van hun geprivilegieerde positie. Aldaar gaat ook het eerder genoemde voornemen. Plaats het etiket van een gerenommeerde band op een album en plotseling dient die bewuste plaat met zorg beluisterd te worden, zoals je een willekeurige demo op Bandcamp nimmer zou beluisteren. En wat hoor je dan, als je die bewuste plaat met zorg beluistert? In het geval van Hang is dat een wervelende wirwar van stijlen, allen verenigd en oneindig veel kracht bijgezet door vierendertig begeesterde musici. Het zijn, in ieder geval voor de indieliefhebber, meesterlijke arrangementen die zich in de oren wurmen. Over smaak, daarentegen, valt eindeloos te twisten.