Feature

Thom Yorke’s score voor de Suspiria-remake is de lijm die een overambitieuze film bij elkaar houdt


16 november 2018

Radiohead-frontman Thom Yorke nam bepaald geen makkelijke klus aan toen hij tekende om de score van Luca Guadagnino’s remake van Dario Argento’s arthouse-horrorklassieker Suspiria (1977) te verzorgen. Niet alleen treedt Yorke in de filmcomponist-voetsporen van zijn Radiohead-collega Johnny Greenwood – die met zijn uitstekende scores voor het kostuuumdrama Phantom Thread en de eigenzinnige wraakthriller You Were Never Really Here dit jaar tweemaal in onze bioscopen te horen was – zijn werk voor de film moest het bij voorbaat al afleggen tegen de waanzinnige soundtrack van het origineel.

De score van Argento’s origineel werd verzorgd door de Italiaanse progrockband Goblin, die al eerder met die regisseur samenwerkte voor de – zo mogelijk nog meer naargeestige – score van diens Profondo Rosso (1975). Iedereen die ook maar een trailer voor de originele Suspiria gezien heeft, zal het uiterst nare deuntje dat de hoofdthema vormt waarschijnlijk nooit meer uit zijn hoofd krijgen, maar ook de rest van de score blijft vandaag de dag goed overeind. Eén grote bak teringherrie die perfect aansluit bij een hysterische horror-achtbaanrit die in alles, van het kleurenpalet tot het acteerwerk, vanaf de eerste minuut grandioos over the top gaat.

Niet zo gek dus dat Thom Yorke het heel anders aanpakt. Zijn score voor de remake is eveneens vrij naargeestig, maar bovenal kalm en dikwijls verstild. Slechts op een paar selecte momenten tegen het einde van de film wordt zijn werk net zo kakofonisch als dat van Goblin. Datzelfde geldt in grote mate ook voor de film. De Italiaan Guadagnino – die eerder dit jaar met zijn stroperige filmhuislieveling Call Me By Your Name de zieltjes won van een publiek dat hij met Suspiria naar alle waarschijnlijkheid voor het leven zal traumatiseren – is op zijn zachts gezegd een opmerkelijke keuze voor dit materiaal, wat zich eveneens uit in een opmerkelijke soort horrorfilm.

 

Het B-plot
Om te beginnen neemt Guadagnino de tijd. Argento’s origineel duurt een bescheiden 98 minuten, de remake klokt in op 152 minuten; bijna een uur langer. Hierdoor heeft de remake hetzelfde uitgangspunt als het origineel. De Amerikaanse Suzy Bannion (Fifty Shades of Grey-ster Dakota Johnson in de remake, Jessica Harper in het origineel) is de nieuwste student van een prestigieuze Duitse dansacademie en ontdekt al snel dat er iets niet pluis is binnen de school. Het duurt vooral langer dan het origineel voordat er duidelijk wordt wat er nou precies aan de hand is. Zo heeft de film een heel subplot over psychiater Jozef Klemperer (Tilda Swinton, die nog twee andere rollen voor haar rekening neemt, in oude mannen make-up) die parallel met Suzy zijn eigen onderzoek naar de bovennatuurlijke praktijken van de Markos Tanzakademie doet.

Dat uit zich in een wat schizofrene filmervaring. Het A-plot op de dansacademie wijkt op een paar cruciale verschillen in de slotfase na, niet bijster veel af van het origineel, met als grootste verschil dat Guadagnino een abstracte soort van body-horror verkiest boven Argento’s meer generieke slasher-praktijken. Het is echter duidelijk het B-plot waar de regisseur meer in geïnteresseerd is. Via Klemperer’s zoektocht legt hij zijn schijnwerpers op gewichtige thema’s als de schuld die een deel van de Duitse bevolking voelde na de Tweede Wereldoorlog en de gewelddadige praktijken van de Baader-Meinhof-Groep. Absoluut interessante materie, maar het zorgt wel voor een film die uit zijn voegen barst van de ideeën, waardoor niet alles helemaal tot zijn recht komt.

Detectivewerk
Het horror-element wordt te vaak onderbroken door zijpaden om echt een goede spanningsboog te creëren, op een paar effectieve scenes na. Pas in de climax van de film gaat Guadagnino op dat gebied echt goed los, met als hoogtepunt een onvergetelijk bloedbad waarbij hij zelfs wat van Argento’s felrode kleurenpalet terugbrengt in de enscenering. Tilda Swinton is heerlijk Swintoniaans als schoolhoofd Madame Blanc, maar gaat in haar tweede rol gebukt onder de hevige make-up, waardoor Klemperer nooit echt een overtuigend karakter wordt. Dit zorgt er voor dat zijn subplot nogal sleept, waardoor de film pas echt tot leven komt als de twee plots in de derde akte eindelijk tot elkaar komen.

Gelukkig is daar dus de muziek van Thom Yorke, die zo ongeveer eigenhandig de hele film bij elkaar houdt. Of we nou naar zenuwslopende dansscenes of een wat houterige oude man die amateur-detectivewerk verricht, Yorke zijn muziek houdt altijd je aandacht vast. Van de met veel bombarie aangekondigde nummers met zang is eigenlijk alleen single Suspirium echt in de voorgrond te horen (twee keer zelfs, tijdens de openingscredits en in een extra aangeklede versie ook tijdens de eindcredits), de overige nummers met zang staan dikwijls laag in de mix tijdens drukke scenes, waardoor ze haast onopvallend voorbij gaan.

 

Extra vervreemdend
Dat is geen groot probleem, want het gefluister van Thom Yorke draagt eigenlijk alleen maar bij aan het effect van de meest extreme scenes. De manier waarop Guadagnino de muziek inzet is dikwijls extra vervreemdend, zo is er een scene waarbij de studentes op de school zonder muziek moeten dansen, terwijl wij toch muziek op de achtergrond horen. Hoewel deze nieuwe Suspiria als geheel dus zeker zijn gebreken kent, is het feit dat we er deze score aan te danken hebben een bijzonder goede bijkomstigheid. Het feit dat wie zich in de materie vast wil bijten en geen al te tere ziel heeft onder alle problemen ook nog een buitengewone fascinerende film kan ontdekken, is de kers op de taart.