Grote kans dat EUT tegen het eind van het jaar je favoriete Nederlandse band is. De Amsterdammers doken al diep Down The Rabbit Hole en pakken dit jaar opnieuw hun biezen om deel te nemen aan de Popronde. Dat doen ze met de gloednieuwe single Supplies op zak.

In welk genre die track dan precies past? ‘Popstpop’, volgens het vijftal zelf. Ons maakt het eerlijk gezegd geen reet uit. Het nummer is stiekem namelijk best poppy, maar bovendien belachelijk dansbaar. Beetje nostalgie naar de jaren negentig, daar zijn we dan ook niet vies van. Ook niet van de speelse melodieën en schizofrene teksten over seks en andere puberale problemen die het nu al veelzijdige vijftal voorschotelt, trouwens. En dan doet Supplies ons stiekem ook nog eens denken aan het heerlijke It’s All Good van Superorganism. Kortom, reden genoeg om deze even zonnige als heerlijk zeurderige track in je zomerplaylist te zetten dus!

En opeens kreeg het eindejaarsfestival van Bombay in Paradiso een bitterzoete bijsmaak. Het zou het laatste optreden van de band worden en dat nauwelijks een jaar na de release van Show Your Teeth. Van alle Bombay (Show Pig)-jaren was 2016 misschien wel de mooiste en dus is er geen andere manier mogelijk om het allemaal af te sluiten dan met muzikaal vuurwerk. Handpicked door Mathias, Gijs en Lisa, staat in de grote en de kleine zaal van de poptempel een breed scala aan bandjes op ’t program: het grote op en neer rennen kan beginnen. 

De eerste minuten van EUT zijn ons helaas ontgaan (thanks, GVB!), maar als we de trap oplopen naar de kleine zaal is het feest al goed en wel losgebarsten. De Amsterdamse postpopband laat zich het best vergelijken met de vroege Wombats, wanneer niet Matthew Murphy maar Karen O de lead vocals voor haar rekening had genomen. De songs zijn ritmisch, onvoorspelbaar, hangen van de oh-oh-oh’s aan elkaar en lenen zich uitermate goed voor het heftige dansfeestje. Er is niets aan EUT dat niet eerder is gedaan, maar op de uitvoering is – mede door de tomeloze energie van frontvrouw Megan de Klerk – niets aan te merken.

 

We houden de groove van EUT vast en stomen snel door naar Concrete Knives. Het olijke artpopsixtet uit het Normandische Caen speelt in de grote zaal zijn eerste optreden in bijna drie jaar tijd. Met die wetenschap is het gemakkelijk de slechte geluidsbalans op de onwennigheid af te schuiven. Driekwartier lang wordt het publiek murw gebeukt door veel te harde kick- en baspartijen, waardoor de virtuoze gitaarmelodieën ongegeneerd weggemoffeld worden. Voor aanvang van het exotisch-bombastische Our Hearts sommeert frontvrouw Morgane Colan het publiek elkaar in de armen te sluiten en Paradiso geeft en masse gehoor. Na dit liefdevolle hoogtepuntje weet Concrete Knives zich in de tweede helft van de set te herstellen, maar de eentonigheid van de ritmesectie blijft als een donderwolk.

 

“Hé Paradiso”, mompelt Jimmi Hueting bij opkomst met een onmiskenbaar Nijmeegs accent, ‘”laat effe van je horen…” De overtuigingskracht van de band in kwestie, Jo Goes Hunting, zit ‘m overduidelijk in de muziek. Groots, ritmisch, eclectisch, kleurrijk en gestoord is het. De bandleden bouwen gestaag laag op laag op laag en storten het publiek in een gearrangeerde chaos. Regelmatig laat dirigent Jimmi de boel exploderen, zoals gedurende de ijzersterke uitvoering van Winner, om alles vervolgens rigoureus tot de orde te roepen of zelfs tot stilstand te brengen. De complexiteit ten spijt blijven het echter popsongs pur sang, een ambacht waar Jo Goes Hunting het volgend jaar nog vele mijlen verder mee zal schoppen.

 

Op het podium van de grote zaal ligt een Yoda-knuffel en staat een jongen die er in zijn joggingbroek uitziet alsof ‘ie liever op de bank naar Pokémon had gekeken. Het jongetjesimago kleeft aan Canshaker Pi, maar de vier Amsterdammers, die regelmatig het voorprogramma voor Bombay verzorgden, doen er alles aan om die af te schudden. Onstuimig zijn de eerste klanken, zoals het de slickslackers betaamt, en pas na anderhalve minuut durven wij in al dat schuren, schroeven en schrobben een song te herkennen. Over, welteverstaan. Canshaker Pi hakt, zaagt en hamert zich een weg door een vrachtwagenlading vol meeschreeuwers-in-wording (JALS, Bonox, 3 Arrangements). Alhoewel de band niet altijd boven die klusgeluiden weet uit te komen, is het niets minder dan een sterke en volwassen show.

 

Bombay time! Het bandlogo prijkt al de hele avond aan de wand en nu staat ook de band zelf te schitteren, want dat is wat Bombay doet vanavond. Uit een onheilspellende gitaarmuur doemt de bedompte riff van Bleach op en we zijn los. Het laatste uurtje Bombay is een opeenvolging van greatest hits die nooit hits hebben mogen zijn. Het zijn tracks van Vulture/Provider, maar het zijn vooral tracks van Show Your Teeth. Iedere riff lijkt onsterfelijk en onsterfelijk lijken Mathias & co vanavond ook te zijn, zoals het hoort bij een laatste show. Er zijn speciale gasten: Tobias Ponsioen (Sue The Night) drumt een moppie mee op Slow Motion en ook Mathias zijn schrijfmaatje Tjeerd Bomhof maakt in de (enigszins dwangmatige) toegift zijn opwachting. Er wordt in grote getalen gecrowdsurfd, waaronder door de kopman zelf, met gitaar en al. Er is champagne en er is iedere drie minuten een oorverdovend, euforisch applaus. Na een minuutje of vijftig, eigenlijk te kort voor een show als dit, wordt het dan toch hardop gezegd: dit – Kids – is de laatste song die Bombay ooit zal spelen. Het is het toverwoord voor het publiek om uit zijn plaat te gaan. De laatste show, de allerbeste.

 

Cocaine Piss

 

Adolf Butler