Live

Genieten van een winter wonderland en té veel goede bands op de zaterdag van Grasnapolsky


12 februari 2017

Op de oprijlaan richting Gebouw A staan om de zoveel meter mensen stil, met hun telefoon in de lucht geheven richting het hoofdgebouw van het festival. Begrijpelijk: zo’n pittoresk plaatje kom je niet snel tegen, die nog versterkt wordt door de dikke laag sneeuw die er in de nacht gevallen is. Genieten van het natuurschoon is echter niet onze prioriteit vandaag. Daarvoor zijn er nu eenmaal té veel goede bands.

Tekst Ruben van Dijk & Matthijs van Rumpt

Als op het kleine podium van de Zenderzaal het eerste optreden van de zaterdag losbarst zijn wij stiekem nog bij aan het komen van een goede kater. Gelukkig is er het medicijn: de meanderende pop van Tamino, sinds iets meer dan een week horende bij de Nieuwe Lichting van Studio Brussel en dus ‘de grote belofte voor 2017.’ Wat zo’n hol etiket nu betekent? Ja, niet zoveel, behalve dat de 20-jarige gitaarvirtuoos al op een fiks en vooral een aandachtig publiek kan rekenen. Een gelukje voor de jongeman, die al gauw anderhalve minuut tussen iedere track nodig heeft om zijn instrument te stemmen en het publiek ietwat onwennig toe te spreken. Als Tamino dan eenmaal bezig is, is het wel erg goed wat hij laat horen. De lome, melodramatische en über-Belgische sound à la Oscar & The Wolf of Balthazar-light, gedijt uitstekend bij de akoestiek in de grote hal en weet zelfs uw dienstdoende recensent lichtjes te beroeren. (RvD)

Een noot bij onderstaande regels: ondergetekende weet níéts van accordeons. In een verslag van de Bosnische accordeonist Mario Batkovic, direct na Tamino in de Zenderzaal, zou één woord dan eigenlijk ook volstaan: fenomenaal. De man in kwestie laat het majestueuze apparaat op z’n schoot voor zich spreken en bewijst dat de mogelijkheden van dat instrument eindeloos zijn. Je hoeft je ogen maar te sluiten en op je netvlies speelt zich een film af, compleet met dramatische landschappen en romantiek in de allerheftigste vorm. “I always wanted to be a rock-‘n-roll star”, vertelt Batkovic – die de rest van de set vooral zijn ogen dicht houdt – in een spaarzaam moment van interactie. En een rock-‘n-roll star is Batkovic geworden, want zo rauw en aangrijpend hoorden wij een accordeon nooit eerder. (RvD)

 

 

Hij zou regelrecht uit een film van Felix van Groeningen kunnen zijn gestapt. Het accent (West-Vlaams?) van Brihang is voor een rapartiest een vrij rare combinatie, maar werkt heel erg goed. Bij ‘rapartiest’ moet je trouwens niet denken aan de Atlanta-trap die voor het optreden wordt gedraaid, maar rustige beats die soms iets weg hebben van Flume en rap die vaker klinkt als spoken word. Tussen de nummers door doet hij nog een freestyle in de vorm van een kort gedichtje waaruit blijkt hoe goed hij de taal in zijn vingers heeft. Met het laatste nummer Balanceren, brengt hij als een van de eerste acts op de zaterdag het publiek in een kalm tempo mee op gang. (MvR)

Liverpool, Londen en Norwich deed Pip Blom de afgelopen maanden al aan en ook de verslavende single Taxi Driver schopte het tot ver buiten de landsgrenzen. Er hangt een buzz rondom Blom en dat komt ze vanmiddag wederom bewijzen in het Annex B-gebouw. Althans, dat is de bedoeling, maar Blom en band spelen niet de set die je van een artiest, on the verge of breakthrough, zou verwachten. Die paar sterke tracks – Taxi Driver, Hours en een in maart te verschijnen single – heeft ze in huis, maar de rest van het repertoire mist de scherpe refreintjes en de spannende riffs die deze divisie binnen het garagerock-circuit de moeite waard maakt. Dat het optreden zelf niet al te smooth verloopt (“Jongens, waar is de setlist?” “M’n microfoon geeft schokjes!”), maakt het er, hoewel aandoenlijk, niet veel beter op. (RvD)

 

 

Met een ruim uitgelopen soundcheck begint Jo Goes Hunting een half uur later dan gepland. Vrijwel iedereen is blijven staan en dat is een goede keuze. Ze knallen er meteen in en je ziet mensen naar hun oren grijpen. Zonder oordoppen is het voor de speakers haast niet te doen, maar daardoor komt de ruwe band wel volop tot zijn recht. Met de toetsenist en een nieuwe zangeres vormt de frontman af en toe een mooi harmonisch triootje, maar daarnaast laat de frontman alle kanten van zijn stem zien en eigenlijk nu pas valt op hoeveel de nummers van elkaar verschillen. Echt veel beweging lijkt er niet te komen in het publiek, maar de vraag is ook of deze muziek daar nou echt voor is gemaakt. “Het volgende nummer is om lichtelijk op te dansen”, zegt hij uiteindelijk, waardoor een groepje vooraan besluit ervoor te gaan maar toch bij iedere overgang verbaasd stil komt te staan. Als laatste speelt de band hun nieuwe single Confusion en het valt op hoe goed ze die intussen al kunnen dromen. Fucking strak. (MvR)

 

 

Het loont niet om Torii in een hokje te plaatsen. Volgens het programmaboekje hebben we hier te maken met “stuurse gitaarliedjes in de geest van Deerhunter, Women en Ariel Pink.” Dat nemen we dan maar voor lief. Boven alles lijkt de tegendraadse sound van de Leidenaren te vloeien in de richting die frontman Domenico Mangione, in een wirwar van effecten, pedalen en knopjes, ‘m op stuurt. Het is als kijken naar een glasblazer in zijn werkruimte. Hier speelt een ambachtsman, maar wel een bezeten ambachtsman. Terwijl de (meesterlijke!) band stoïcijns doorspeelt, neemt de muziek bezit van zijn stuurman: maniakaal springend en trappend op zijn pedalen tijdens het onderkoelde Human, smijtend met zijn gitaar aan het slot van Submerged. Soms is het stuwend, soms is het dromerig. Meestal is het niets minder dan briljant. (RvD)

 

 

Voor iedereen die baalt dat ze Jo Goes Hunting niet hebben gezien, begint direct daarna in dezelfde zaal Batobe. Een Nederlandse DJ die live meespeelt met toetsen en gitaar, verscholen achter een doek met visuals. Je moet bij Batobe niet denken aan minimalistische techno, hij houdt het graag spannend met veel melodielijnen en een goede afwisseling in beats. Soms een beetje raar om van een aantal maten techno naar hiphop of chillwave te springen, maar Batobe kan het prima hebben. De zangeres die halverwege een aantal nummers mee doe,  had hij beter weg kunnen laten. Ze lijkt het zelf niet te merken, maar haalt de helft van haar noten niet. Ach ja, we kwamen om te dansen en dat zit uiteindelijk wel goed. (MvR)

Tijd voor Flamingods. De band vertelt dat het van het kleine eilandje Bahrein in het Midden-Oosten komt, waar ze door de God van de Zon zijn gezegend met hun ritmes.  Die zegen was heel goed terug te horen. Het wordt een feest van up-tempo oosterse psychedelische muziek, afgewisseld met wat de band omschrijft als ‘freaky songs’. Ieder nummer klinkt compleet anders en daarom ontstaat ook na elk nummer een soort stoelendans op het podium van alle bandleden die een ander instrument oppakken. “This is our last song”, klinkt het ineens alweer en de band gaat nog één keer volledig los. De frontman springt in het publiek en krijgt, voor het eerst op deze zaterdag, de héle zenderzaal mee aan het dansen. Flamingods sluit af en bedankt, maar krijgt dan te horen dat ze tijd hebben voor nóg een nummertje. “Okay, I guess we’ll play one more then.” Er wordt een rustig nummer ingezet en even lijkt het erop dat ze het moment van net niet meer zullen overtreffen, maar het publiek en de band hebben de smaak te pakken en maken er nog een volle tien minuten feest van. (MvR)

 

 

Ergens in de marge van het terrein, aan het begin van de lange oprijlaan, staat de Loods van Joost, waar het voortdurend lijkt te onweren. Donkey Kung Fu, BARTEK en The Guru Guru speelden er al vandaag en nu is het de buurt aan It It Anita. Wederom onversneden tyfusherrie, want dat lijkt hier de vereiste te zijn. De heren uit Luik spelen noisepunk met een muzikale lading grind. Het is vies, monsterlijk groovy en bovendien bloedserieus. Het viertal speelt niet naar het publiek, maar naar elkaar, alsof ze om het hardst spelen. Als een van de bandleden met een uitgestreken gezicht checkt hoe ver hij met z’n snoer de zaal in kan lopen (twee hele rondjes, zo blijkt), is dat geen lolbroekerij, maar welhaast een ritueel. Die lijn wordt doorgetrokken tot het bittere eind, als tijdens het laatste nummer het drumstel tot tweemaal toe steeds verder in de zaal gezet wordt, terwijl de drummer, een waar beest, ongehinderd blijft hakken en timmeren. Je had erbij moeten zijn, dat was nog niet eerder zó van toepassing als bij deze set. (RvD)

In de wat kleinere, propvolle zaal Annex B staat de Noorse band Gold Celeste. De band heeft op de weg hierheen vier uur langs de weg gestaan met autopech, maar heeft het toch gehaald en heeft er zin in. Het zijn ingetogen jongens, wat goed past bij hun muziek. Het kabbelt heerlijk door zonder een moment saai te worden, een soort Ultimate Painting in combinatie met Mild High Club. De stem van de zanger is fragiel op een fijne manier, maar daardoor niet altijd even goed te horen tussen het mompelende publiek en de harde synthesizer. Het laatste nummer is wat rustiger en cleaner, waardoor het iets weg heeft van Real Estate en zijn stem helemaal tot zijn recht komt. Zeker een band om te onthouden. (MvR)

Een van de hoofdacts in de grote zenderzaal is de Nederlandse band waar we niet omheen kunnen dit jaar: Klangstof. De zaal staat helemaal vol en met maar een paar lichten wordt het podium verlicht. Het is duidelijk dat deze band heel erg is gegroeid. Klangstof speelt hun nummers zonder moeite strak en foutloos als op de plaat. Heel erg goed, maar niet zo verrassend. Het was een beetje timide en de opbouw kwam niet altijd helemaal over. Wat daar waarschijnlijk mee te maken heeft, is het geluid dat overdreven zacht stond. De krakende kabels en overstuurde boxen tijdens hun bekendste nummer Hostage bracht de band niet van de wijs, maar zorgde er wel voor dat het volume wat werd teruggedraaid. En ja, Klangstof moet je eigenlijk gewoon heel hard horen. Toch wist de band een show neer te zetten waaruit blijkt dat ze helemaal klaar zijn voor die grote internationale tour binnenkort. (MvR)

De helft van Altin Gün heeft duidelijk de verkeerde memo gekregen en is gewoon als shabby hipster gekleed, en niet als Turkse bruiloftsband. Laat dat misverstand als metafoor dienen voor de muziek die de band maakt. We horen (voor het eerst, de band heeft nog níéts uitgebracht) psychedelische dansmuziek, zoals die in de seventies in Turkije werd gemaakt, compleet met saz en oriëntaalse percussie. Exotisch is het, al verliest het sextet zich zelden in die sfeer en blijft het fundament altijd van westerse makelij. Altin Gün, met leden van o.a. Jacco Gardner, Jungle By Night en Palmbomen, onthoudt zich van imitatie of cultural appropriation en richt het vizier op spannende, sterke songs. Dansen met diepgang. (RvD)