Feature

Longread: een reis door het eenzame, claustrofobische Amerika van Modest Mouse


20 april 2017

Indierockband Modest Mouse is momenteel bij het grote publiek misschien vooral bekend vanwege het bescheiden hitje Float On (2004), maar wie de band daardoor afdoet als een one hit wonder doet Isaac Brock en zijn kompanen ernstig tekort. In de periode 1996 – 2000 bracht Modest Mouse drie fantastische platen uit, die nog steeds als een huis staan. Ook is de band invloedrijker dan je misschien denkt: bands van Car Seat Headrest tot Speedy Ortiz hebben allemaal wel een vleug(je) Modest Mouse in hun DNA. Wij blikken terug op dat klassieke trio aan albums en kijken naar de impact die de band heeft gehad op het genre.  

Zoals wel vaker bij Modest Mouse ging ook de release van het debuutalbum niet zoals gepland. Nadat de band – bestaande uit zanger en gitarist Isaac Brock, bassist Eric Judy en drummer Jeremiah Green – in 1994 bij elkaar kwam, namen de heren een jaar later het album Sad Sappy Sucker op. Dit had hun debuutplaat moeten worden, maar na eindeloze vertragingen kwam het in de ijskast terecht en ging de band verder. Sad Sappy Sucker werd in 2001 alsnog uitgebracht, maar deze verzameling van veelal korte nummers (de uitgave uit 2001 bevat 24 tracks in 34 minuten) liet nog maar een glimp horen van waar Modest Mouse echt tot in staat is.

Een eindeloze roadtrip
Dat kwam gelukkig wel tot uiting op wat veel fans beschouwen als het daadwerkelijke debuut van de band: This Is A Long Drive For Someone With Nothing To Think About (1996). Er zijn maar weining albums die zo goed de essentie van hun sound weten te vatten in de titel. Alles aan A Long Drive ademt sleur en eenzaamheid. Het album beluisteren voelt alsof je een eindeloze roadtrip door het Amerikaanse midwesten onderneemt en dan bij voorkeur eentje op een uitgestrekte, ijzige highway zoals op de albumhoes staat afgebeeld.

 

Het begint allemaal met het langzaam opwellende Dramamine; dromerig gitaargepluk maakt uiteindelijk plaats voor een vreemde spacey climax waarin de drums de overhand nemen. Waar frontman Isaac Brock het gezicht van de band is, is drummer Jeremiah Green het geheime wapen van de band. Van de snelle punky nummers tot de meer dromerige songs, Green drukt overal zijn stempel op. Mede door de drums, de schelle praatzang van Brock en de veelal briljante gitaarriffs klinkt A Long Drive meer dan twintig jaar na dato nog even fris als toen het uitkwam.

In de begindagen werd de band vooral vergeleken met bands als Built To Spill en Pixies, wat zeker begrijpelijk is als je naar tracks als Breaktrough of Novocain Stain luistert, maar al snel werd duidelijk dat Modest Mouse nog wel een tikje weirder dan hun tijdgenoten was. Neem een track als Lounge, wat begint als een, inderdaad, Pixies-esque rammelend rocknummer, maar na twee minuten tot stilstand komt en vervolgens nog een minuut of vier heerlijk voortkabbelt als een duel tussen een akoestische gitaar en een viool. Of het prachtige Make Everyone Happy/Mechanical Birds, wat in feite een tegenovergestelde truc uithaalt; kalme gitaarklanken moeten halverwege plaatsmaken voor een bak herrie waar je u tegen zegt.

Eenzaamheid in een overbevolkte stad
Met zestien songs in 75 minuten heeft A Long Drive misschien net een paar nummers te veel, een euvel waar eigenlijk ieder Modest Mouse-album wel last van heeft, maar verder is er bar weinig op aan te merken. Het is dus een behoorlijke prestatie dat de band het album anderhalf jaar later al weer wist te overtreffen. Met het opnieuw prachtig getitelde The Lonesome Crowded West leverde Modest Mouse in 1997 zijn magnum opus af. Het roadtrip-thema van het vorige album werd grotendeels verruild voor de sfeer van een overbevolkte Amerikaanse stad, waar het nog steeds heel makkelijk is om je eenzaam te voelen.

Ook The Lonesome Crowded West had makkelijk een nummer of drie kunnen verliezen zonder daar al te veel onder te leiden, maar aan de andere kant draagt de wat excessieve lengte van het album ook weer bij aan de kracht ervan. Vanaf de eerste tonen van de epische opener Teeth Like God’s Shoeshine voelt The Lonesome Crowded West al aan als een gewichtig meesterwerk. Dit zit het hem voor een groot deel in het feit in dat de band op dit album duidelijk alles geeft om de toch al meesterlijke voorganger te overtreffen. De riffs zijn nog net wat memorabeler, de rockers net wat feller (maar weinig bands in die tijd ragden zo hard als Modest Mouse op Shit Luck), de ballads net wat mooier, de drums klinken nog net wat strakker en Brock zet al zijn vocale tics nog net wat dikker aan. Zo zingt hij in Trucker’s Atlas bijvoorbeeld niet over Colorado, maar over COLUHRAHDOH.

Dat nummer is typerend voor de kracht van het album. Het begint als een redelijk doorsnee rocknummer, wat opvalt door de sterk aanwezige drums en Brock’s overdreven intonatie in de teksten, maar vervolgens gaat het maar door en door en door, uiteindelijk eindigend in een vijf minuten durende drumjam. Bij een mindere band zou dat misschien overkomen als moeilijkdoenerij, bij Modest Mouse werkt het uiterst hypnotiserend. Diezelfde epische kwinkslag vinden we terug in Cowboy Dan, volgens ondergetekende het beste nummer dat de band ooit schreef.

 

Cowboy Dan vertelt over de cowboy uit de titel, die dermate kwaad is op God dat hij hem uit de lucht probeert te schieten. Door de fenomenale spanningsopbouw en de laconieke maar o zo sfeervolle teksten – “Cowboy Dan’s a major player in the cowboy scene”, Everytime you think you’re talking you’re just moving the ground – schetst de band in zes minuten een prachtige schets van Amerika en vertelt het een verhaal wat zich net zo goed in het wilde westen als in 1997 af zou kunnen spelen. Bewijs daarvoor is de zin die The Lonesome Crowded West misschien wel het beste samen vat: “I didn’t move to the city, the city moved to me, and I want out desperately.” 

(G)een commerciële onderneming
Nadat de band de snelweg en de stad onder de loep had genomen, werd het voor album drie tijd voor een groter thema. Waar de focus van The Moon And Antarctica (2000) precies ligt is niet direct zo duidelijk als bij de vorige twee platen, maar songtitels als 3rd Planet, Dark Center Of The Universe en The Stars Are Projectors geven toch een aardige indicatie. The Moon And Antarctica gaat niet meer alleen over Amerika, maar over het gehele universum. De band maakte met het album zijn debuut op een groot label, Epic, wat onvermijdelijk toch voor een iets meer gepolijste sound zorgt. Geen impressionistische drumsolo’s van vijf minuten dus, maar wel heel veel sterke songs.

Het grotere label zorgde ook voor een groter opnamebudget, dus de productie klinkt rijker en voller dan ooit te voren, maar inboeten aan kwaliteit doet de band allerminst. Eerdergenoemde nummers als 3rd Planet en Dark Center Of The Universe behoren tot de fijnste die de band ooit schreef, terwijl songs als het naar disco neigende Tiny Cities Made of Ashes laten zien dat de heren zelfs getekend bij Epic nog steeds niet vies is van wat vreemde uitstapjes. Het nummer klinkt door de stuiterende beat en teksten als “we’re drinking-drinking-drinking Coca-Coca-Coca-Cola” in het begin misschien als het ultieme bewijs dat het album een commerciële onderneming was, maar Modest Mouse zou Modest Mouse niet zijn als het refrein vervolgens niet zou uitbarsten in geschreeuw waar geen enkel radiostation zich aan durft te branden.

De nasleep 

Dat ook het opnameproces van The Moon And Antarctica niet geweldig verliep – Brock werd halverwege de opnames aangevallen en zat vervolgens vijf maanden met een dicht gehechte kaak – laat zien dat er eigenlijk niet bijster veel was veranderd voor Modest Mouse. Zo bracht de band een geweldige trilogie van albums tot een meer dan geslaagd einde. De drie albums die daarna volgden zijn van wisselvallige kwaliteit. Doorbraakalbum Good News For People Who Love Bad News (2004) verzandt iets te vaak in lelijk gefreak en onnodige instrumentale intermezzo’s om echt te beklijven. We Were Dead Before The Ship Even Sank (2007), met The Smiths-gitarist Johnny Marr als hulpkracht, kent een paar grote hoogtepunten, maar wordt over de gehele linie toch wat te eentonig. En de rommelige comeback Strangers To Ourselves (2015) klinkt eerder als een (niet onaardige) verzameling B-kantjes dan als een coherent album.

Hoewel de laatste paar jaar, evenals de grote collectie veelal overbodige EP’s* die de band uitbracht, dus enigszins een smet op de discografie van Modest Mouse vormen, staan die eerste drie albums nog altijd ferm overeind. Niet in het minst vanwege de impact die de band op het genre indie rock gehad heeft. De band die momenteel het meeste Modest Mouse in zijn DNA heeft is zonder twijfel Car Seat Headrest. Boegbeeld Will Toledo bracht niet voor niets ooit een 14 minuten durend epos met de naam The Ending Of Dramamine uit. Ook de absurdistische maar goudeerlijke teksten en de praatzang die ieder moment over kan slaan in hysterisch gegil doen aan Brock en gezelschap denken.

 

Ondanks dat ze dus duidelijk fans hebben in de indierockscene, zal Modest Mouse waarschijnlijk nooit gezien worden als een legendarische, invloedrijke band als Nirvana of (daar zijn ze weer) Pixies. Daar zijn hun beste albums waarschijnlijk te lang en te ontoegankelijk voor en zitten er ook net wat te veel missers in hun discografie. Voor de liefhebber van de wat raardere en rauwere indie rock zijn hun eerste drie platen echter een absolute must en valt ook in het latere werk is nog wel genoeg moois te ontdekken.