Feature

LONGREAD: Bloc Party


3 juni 2016

Bloc Party is terug. Alweer. In 2013 bleek de last van de eerste twee albums ‘Silent Alarm’ en ‘A Weekend in the City’ te zwaar; ritmeruiters Matt Tong en Gordon Moakes trekken na ‘Intimacy’ en ‘Four’ niet meer aan het dode paard. Met Justin Harris en Louis Bartle vinden frontman Kele Okereke en gitarist Russell Lissack al snel nieuwe vriendjes. Het resultaat is de vijfde plaat ‘Hymns’, dat – hoe kan het ook anders – met gemengde gevoelens welkom geheten wordt. Desondanks speelt de band deze zomer handenvol festivalshows, bijvoorbeeld op Best Kept Secret. The Daily Indie geeft met een uitgebreide analyse over de eerste twee albums, het begin van het einde én ‘Hymns’ antwoord op de vraag: Is The Bloc Party Over?

Synchroonzwemmer
We zijn op het Britse Reading Festival in het jaar 1999. Miezer, modder en… muziek! Blur, Red Hot Chili Peppers, Echo & The Bunnymen en Sebadoh staan op het programma. De jonge Britten Kele Okereke en Russell Lissack, die elkaar een jaar eerder voor het eerst ontmoet hebben, besluiten op het festival een band te beginnen.

De naam die de band krijgt verduidelijkt het politieke perspectief van het kersverse collectief: Bloc Party is een woordspeling op de Amerikaanse versie van Project X, maar bovendien een tandem tussen de oosterse blokvorming en het westerse partijenstelsel. Okereke en Lissack plaatsen een advertentie in het Britse muziektijdschrift NME. Ze ontvangen een reactie van een zekere Gordon Moakes, die de bassist van de band wordt. Matt Tong wordt na een auditieronde gekozen tot de drummer van Bloc Party.

Zes jaar later, in februari 2004, verschijnt via het label Trash Aesthetics de eerste single van de band: She’s Hearing Voices. Een jaar eerder geeft Okereke de demoversie van het nummer aan Franz Ferdinand-frontman Alex Kapranos, na een concert van de Schotse band. Nadat de demoversie ook in de handen belandt van BBC-dj Steve Lamacq, blijkt She’s Hearing Voices goed voor de directe doorbraak van de band.

De Bloc-buzz komt op gang en leidt tot een plek in het voorprogramma van Blur-gitarist Graham Coxon én tot een nieuwe single: Banquet. De band ontvangt een aanbod van een Duits-Britse megamaatschappij, maar slaat het af. Al snel blijkt waarom. In april 2004 tekent Bloc Party bij het lokale label Wichita Recordings.

Nog geen jaar later, op 2 maart 2005, verschijnt debuutalbum ‘Silent Alarm’. Het is een plaat vol van urgentie en energie. Waarop de muziek van veel tijdgenoten de adolescent fluorescent is, neemt de jongvolwassene op ‘Silent Alarm’ zijn verantwoordelijkheid (luister naar nummers als Plans). Het is een verfrissing in een wereld vol straatschoffies in indiebands die zich een minderwaardigheidscomplex aansnotteren en zich verschuilen achter volzinnen. Bloc Party neemt zichzelf serieus. Heel serieus. Het is een van de redenen waarom de band in de begindagen niet slechts vergeleken wordt met Franz Ferdinand, maar ook met Radiohead en Coldplay. Okereke blijkt een wat onhandige doch oprechte quasi-poëet die Grote Thema’s aansnijdt alsof hij een zwaardvechter is – hij is geen synchroonzwemmer. De Brit duikt keer op keer in een ondiep zwembad, maar zijn nek breekt hij nooit.

 

Tijdloos
De lijn die Bloc Party op ‘Silent Alarm’ inzet, trekt het door op ‘A Weekend In The City’, dat in 2007 verschijnt, opnieuw via Wichita. Zoals de titel doet vermoeden, vormt de Britse hoofdstad Londen een belangrijke inspiratiebron. Vooral de oostkant van de stad, waar Okereke en Lissack opgroeien en waar label Wichita gevestigd is, speelt een rol van betekenis. Bloc Party schrijft opnieuw niet over de drankjes en de drugs in de clubs, maar over de teleurstellende politieke standpunten van de jongeren in die uitgaansgelegenheden.

Bloc Party maakt platen waarmee de Britse jeugd zich kan identificeren. Waar schrijvers als Alex Turner echter charmeren, daar choqueert Okereke. Bloc Party is er niet voor de glimlach, maar voor de grimas.

De eerste platen onderscheiden zich daarmee van bijvoorbeeld The Strokes’ ‘Is This It’ (2001), The Killers’ ‘Hot Fuss’ (2004) en Franz Ferdinands naamloze debuut (2004). Net als Bloc Party evenaarden deze formaties de magie van hun eerste jaren nooit meer, maar de muzikale nostalgie die om de platen heen hangt is geenszins verminderd. Bloc Party leunt daarentegen niet (slechts) op nostalgie. Waarop wel? Het tegenovergestelde: tijdloosheid. In 2007 overheerst het gevoel dat de eerste twee albums van de band een speld in de hooiberg van tijd en ruimte zijn: het Londen van midden jaren ‘00. Bijna tien jaar later blijkt het gedachtengoed echter nog altijd relevant.

This Modern Love van ‘Silent Alarm’ is een tekenende aanklacht tegen moderne relaties: “Why so damn absent minded? Why so scared of romance? This modern love breaks me.” ‘A Weekend In The City’ opent met een gelijksoortige boodschap in de vorm van het dynamische Song For Clay: “I am trying to be heroic in an age of modernity.” Het nummer vol riffs en romantiek beklaagt het gebrek aan emotie in de moderne maatschappij. Kele zingt onder meer “nothing ever really touches me” en “when we kiss I feel nothing”. Beide nummers zijn anno 2016 geldige argumenten in het debat over de toenemende invloed van ‘sociale’ media.

 

Donkerder is Where Is Home?. Okereke vertelt over een rouwende moeder en veroordeelt racisme in de media: “In every headline we are reminded that this is not home for us”. Het nummer is direct gebaseerd op de moord op de 18-jarige Christopher Alaneme, die in 2006 wordt doodgestoken in het zuiden van Engeland. Okereke, een Britse zoon van Nigeriaanse ouders, haalt onder meer de “second generation blues” aan. Niet alleen de media moeten het in Where Is Home? ontgelden, Kele windt ook geen doofpotdoekjes om de rol van de politie: “I want to stamp on the face of every young policeman today and break the fingers of every old judge to cut off the feet of every ballerina I can.”

We betwijfelen niet dat Kele de relevantie van dat nummer maar wat graag zou inruilen voor een oplossing. Die oplossing is er echter, ook in 2016, nog niet. Where Is Home? sluit naadloos aan bij bewegingen als Black Lives Matter en Hands Up, Don’t Shoot, die in de afgelopen jaren werden opgericht na de sterfgevallen van zwarte jongeren in de Verenigde Staten als gevolg van buitensporig politiegeweld. Ook in het Groot-Brittannië van Bloc Party is het probleem nog lang niet als sneeuw voor de zeldzame Britse zon verdwenen. In 2014 en 2015 werden politiekorpsen bijna 250 keer aangeklaagd voor discriminatie op basis van ras.

Dezelfde kwestie speelt bij een ander nummer op ‘A Weekend In The City’. Hunting For Witches is een nieuwe jacht op de media. Het nummer, dat twee jaar na de bomaanslagen in Londen van 7 juli 2005 uitkomt, stelt de xenofobische reactie op terrorisme terecht. Kele beticht de media ervan alle allochtone Britten als zondebok aan te wijzen: “The newscaster says the enemy’s among us as bombs explode on the 30 bus”. Een van de bommen ontplofte daadwerkelijk aan boord van lijn 30 en doodde dertien mensen.

 

Ook de Britse krant The Daily Mail wordt er in dit nummer van beschuldigd vooroordelen te hebben over allochtonen: “The Daily Mail says the enemy’s among us, taking our women and taking our jobs.” Met de opkomst van politieke partijen als de PVV en het Britse Ukip en terroristische organisaties als Islamitische Staat, slaat dit nummer de spreekwoordelijke spijker op zijn kop: “Despaired and misinformed, fear will keep us all in place.”

Zelfs de grootste hits van Bloc Party bevatten een politieke boodschap. Helicopter bijvoorbeeld, een open brief van Okereke aan het adres van de toenmalige Amerikaanse president George Bush. Het brengt onder meer Bush’s racistische standpunten onder de aandacht: “As if to say, he doesn’t like chocolate.” Kele stelt dat Bush zijn visie met de politieke paplepel ingegoten krijgt van zijn gelijknamige vader, die zo’n tien jaar voor zijn zoon president van de Verenigde Staten is: “Just like his dad, same mistakes, some things will never be different.

Europa volgt Bush als een kip zonder kop en laat zich als een mak lam naar de slachtbank drijven, hetgeen onder meer resulteert in de oorlog in Irak. Kele’s advies? “Stop being so American, so James Dean, so blue jeans.” Nu de campagne van Donald Trump op gang gekomen is, is Helicopter – jammer genoeg – niet alleen relevant vanwege zijn riffs.

Ook Price of Gasoline is gebaseerd op de Irakoorlog, die deels om olie draait en waarin Groot-Brittannië vanaf 2003 een dubieuze rol speelt. Met regels als “I’ve been driving, a mid sized car, I never hurt anyone” veroordeelt Okereke elke vorm van ontkenning van betrokkenheid bij de oorlog. Het afsluitende “I can tell you how this end, we’re going to win this” fungeert als bittere bezwering.

Wat genuanceerder is Okereke op het tweede album. Op Waiting For The 7.18 is alles in balans. Okereke schetst een ruw doch romantisch beeld van de Londense metro vol zakenmensen waarin het eeuwig januari lijkt te zijn: “Waiting for the seven eighteen. January is endless. Weary-eyed and forlorn. The Northern Line is the loudest.” Het nummer sluit af met de frase: “Let’s drive to Brighton on the weekend.” Om daarna op maandag weer terug te keren naar de stad. Althans, zo gaat dat in 2007. In 2016 verhuizen steeds meer jongvolwassen naar andere Britse steden naar aanleiding van de stijgende huurprijzen in de hoofdstad. De ontwikkeling in Amsterdam is niet anders.

Op ‘Silent Alarm’ en ‘A Weekend In The City’ smeekt Bloc Party de wereld te veranderen. En veranderen, dat doet de wereld sindsdien aan de lopende band, maar niet op de manier waarop de band in de jaren ‘00 hoopt. En de wereld is niet het enige dat verandert.

 

Het begin van het einde
Bloc Party zelf verandert ook. De band maakt het zichzelf moeilijk met de erfenis van twee totaalpakketten. Te moeilijk, zo blijkt. De lat ligt zo hoog dat zelfs fans van het eerste uur teleurgesteld zijn in al het nieuwe materiaal van het Londense viertal. De recentelijk verschenen vijfde plaat ‘Hymns’ brengt daarin geen verandering. Hoe hebben ‘de redders van rock-‘n-roll’ zichzelf ten gronde gericht?

De daling wordt ingezet met het derde album ‘Intimacy’, dat slechts een jaar na ‘A Weekend In The City’ verschijnt. Alles doet vermoeden dat Bloc Party zich in 2008 definitief zal ontpoppen tot een van de gevestigde namen van het decennium. Nieuwe richtingen zijn nog in geen velden of wegen te bekennen.

De band slaat de handen ineen met producers Paul Epworth en Jacknife Lee die, in die volgorde, verantwoordelijk waren voor de eerste en de tweede plaat. In de studio verdrinkt het collectief echter in een muzikaal golfslagbad. Bloc Party gaat op avontuur, maar verdwaalt. ‘More is more’ lijkt het motto. Als nieuwe paden zich in deze jungle niet snel aandienen, haalt Okereke zijn kapmes tevoorschijn.

‘Intimacy’ is – de titel zegt het al – persoonlijker van thematiek. Okereke laat politiek bewust links leggen. Het blijkt een verkeerde gok en hét omslagpunt in de carrière van Bloc Party. Het onsamenhangende ‘Intimacy’ klinkt allesbehalve intiem. De band snijdt geen urgente thema’s meer aan en kan ook de onderwerpen die wel behandeld worden niet meer op een betekenisvolle manier brengen.

In alles is hoorbaar dat de band zich heeft gehaast. De instrumentale invulling van het album sluit geenszins aan op het beoogde karakter. De tracks op ‘Intimacy’ komen grotendeels tot stand in de studio, zonder dat ze ooit live geklonken hadden voor de release. Het zorgt voor nummers die er op de tekentafel wellicht goed uitzien, maar die in de praktijk de gevoelige snaar niet raken. Veel snaren worden er sowieso niet geraakt op ‘Intimacy’. Het publiek en de pers roepen om rock.

Bloc Party luistert, al is het niet van harte. De creatieve spanning heeft in de jaren na de release van ‘Intimacy’ zijn weerslag op de chemie binnen de band. Het platencontract van de band loopt in de zomer van 2009 af en plannen voor een nieuw album zijn er niet. Bloc Party pauzeert voor het eerst. Al snel blijkt dat de leden niet stil kunnen zitten. Lissack is de eerste die bezwijkt: hij begint de band Pin Me Down en toert met de Ierse rockformatie Ash.

Gordon Moakes begint in 2010 onder de naam Young Legionnaire een samenwerking met William Bowerman van La Roux. Datzelfde jaar komt frontman Okereke met zijn onvermijdelijke doch overwegend slappe solodebuut ‘The Boxer’ (geproduceerd door Hudson Mohawke) waarop hij de elektronische potloodlijn van ‘Intimacy’ met viltstift overtrekt. In 2011 doet het gerucht de ronde dat Okereke de band voorgoed verlaat, maar dat blijkt niet het geval.

Het jaar markeert namelijk het begin van de opnames voor het vierde album van Bloc Party. ‘Four’ moet een back to basics-album zijn, een album waarop Kele en de zijnen laten zien dat ze het – wat dat ook moge zijn – nog hebben. Dat lukt deels. ‘Four’, dat uitkomt op 20 augustus 2012, doet het beter in de hitlijsten dan zijn voorganger en wordt ook door de pers met een positievere pen ontvangen. ‘Four’ blijkt een plaat als het Nederlandse landschap: hier en daar een dijk van een song, maar verder vrij vlak.

Bloc Party klinkt op de helft van het album weer strak en scherp, nerveus en neurotisch. Tracks als Octopus en V.A.L.I.S. zitten weer vol positive tension. Net als je denkt dat het paard terug in de race is, vergaloppeerd het zich echter opnieuw. Op aanstellerige Amerikaanse rocksongs vol bloedeloze bombast als Kettling en Coliseum probeert Bloc Party te hard. Hier en daar stottert het kwartet dus nog, maar als je de vorige zin helemaal ingeslikt hebt, is dat al heel wat.

De bom
Desondanks begint de bom langzaam maar zeker te barsten. Op Best Kept Secret 2013 zijn de hoogtepunten euforisch, maar de dieptepunten energieloos. Een blik op de drumkit verheldert (een deel van) de reden. Heeft Matt Tong zijn haar laten groeien? Nee, kijk eens goed. Daar zit niet de menselijke machine Tong, maar Sarah Jones van New Young Pony Club en Hot Chip. Tong heeft de band tijdens de tour met stille trom verlaten. Nog geen maand later, na hun laatste festivalshow op 19 juli op het Britse Lattitude, komt er een einde aan Bloc Party. Ja, alweer.

Niet drie dagen, maar een jaar later herrijst de band uit de zelfgekozen dood. Ja, alweer. In september 2014 meldt meneer Okereke doodleuk dat Bloc Party werkt aan zijn vijfde album. Water in wijn veranderen is er niets bij.

In maart 2015, vlak voor de opnames van de bewuste plaat moeten beginnen, volgt een nieuwe tegenslag bij opgehelderde hemel. Via Twitter bevestigt bassist Gordon Moakes dat hij niet langer deel uitmaakt van Bloc Party. De reden van de break-up blijft tot op de dag van vandaag onbekend, maar drugs schijnen – zoals het een echte rockband betaamt – een rol gespeeld te hebben.

Hoewel muzikale duo’s erg populair zijn, gaan Okereke en Lissack op zoek naar nieuwe vriendjes. Van audities en advertenties is deze keer geen sprake. Bassist Justin Harris komt over van Menomena, dat in 2009 al het voorprogramma van Bloc Party verzorgde. De energieke Tong (die zichzelf ooit een klaplong bezorgde tijdens het drummen) wordt vervangen door de piepjonge Louise Bartle, die afkomstig is van het Londense Institute of Contemporary Arts. Bartle speelt eerder in dienst van Selena Gomez en Eliza Doolittle. Daarmee is het weer vier op een rij en kunnen de opnames van plaat vijf eindelijk beginnen.

 

Twee punt nul
Alhoewel, plaat vijf? Misschien zouden we ‘Hymns’ beter kunnen beschouwen als een tweede eerste album. Eigenlijk is de naam Bloc Party namelijk het enige dat door de jaren heen hetzelfde gebleven is. Op ‘Hymns’ is het soms niet duidelijk of we nog wel met hetzelfde beestje te maken hebben. En als dat al het geval is, dan is de verkleinende toevoeging grotendeels terecht.

Het album laat een band horen die niet bezweert, maar berust: de spanning heeft plaatsgemaakt voor sereniteit. Voor het eerst klinkt het alsof Bloc Party toegeeft dat het niet meer de oude is. Het pleit voor de Britten dat ze op ‘Hymns’ geen moment proberen die band te zijn, waar dat op ‘Four’ nog wel gebeurde (hetgeen met het oog op de samenstelling van het collectief overigens prima te verklaren is). De regel “rock & roll has got so old, just give me neo-soul” van nieuwe track Into The Earth vat de ontwikkeling samen.

Bloc Party vindt op de laatste plaat dus een nieuwe weg, maar vliegt bij vlagen uit de bocht. Dat is voor een deel te wijten aan het beleid van Okereke. Door de spaarzame instrumentatie leunt ‘Hymns’ grotendeels op zijn tekstuele en muzikale inspiratiebronnen: de frontman luisterde gospel en Indiase meditatiemuziek, hetgeen duidelijk te horen is in Only He Can Heal Me.

Het is niet de eerste keer dat de frontman zich tot religie wendt. Op Like Eating Glass, de opener van ‘Silent Alarm’, zingt hij als referentie aan de kerk: “It’s so cold in this house.” Later horen we: “We’ve got crosses on our eyes.” Een aanval op het verblindende geloof dus, waarschijnlijk als metafoor voor verblindende liefde. De terugkeer van het thema is te horen in de eerste regel van leadsingle The Love Within: “Lord, give me grace and dancing feet.” De zin is namelijk exact hetzelfde als de openingszin van The Prayer op ‘A Weekend In The City’.

Het thema mag dan hetzelfde zijn, de manier waarop Okereke dat thema inzet is anders. Bloc Party gebruikt religie op ‘Hymns’ niet op een sarcastische, maar op spirituele wijze. Okereke’s persoonlijke perspectief betrekt minder dan het politieke perspectief uit de begindagen.

Mede door dat perspectief doet Okereke meer dan ooit tevoren denken aan een dictator, die zijn bandgenoten als tweederangs burgers behandelt. Hoe kunnen we de nieuwe ritmesectie beoordelen als die op ‘Hymns’ amper de ruimte krijgt om zich te ontplooien? Louise Bartle speelt continu dezelfde formule-achtige beats als ze waarschijnlijk deed in dienst van Selena Gomez. En bassist Justin Harris? Die horen we de helft van de tijd niet eens. Hoewel het begrijpelijk is dat het kersverse kwartet elkaar nog niet blindelings te vinden weet, klinkt

‘Hymns’ daardoor meer als de nieuwe soloplaat van Okereke dan als het nieuwe album van Bloc Party. En hoewel we – zoals u inmiddels weet – niet tot over onze oren verliefd zijn op de recente platen van de band, zijn de albums van het kwartet nog altijd een stuk vermakelijker dan de eenmanspogingen van zijn frontman.

Het verleden bewijst echter dat het gevaarlijk is om de Nigeriaanse Brit voor gek te verklaren. Juist omdat Okereke zichzelf zo serieus neemt, wordt hij zelfs in het tijdperk van ‘Silent Alarm’ en ‘A Weekend In The City’ soms niet serieus genomen. Ten onrechte, zo weten we nu.

‘Hymns’ is de plaat waarop Bloc Party zich op een wat ongemakkelijke wijze voorstelt aan een publiek dat het al een keer ontmoet heeft. Bloc Party lijkt met dit album in ieder geval het rechte pad weer gevonden te hebben. Nu dat gaspedaal nog. Het is duidelijk dat ‘Hymns’ ruimte en reden biedt voor discussie. Niemand kan op dit moment echter iets zeggen over de positie die ‘Hymns’ over negen jaar zal innemen in de discografie van Bloc Party, laat staan in het muzikale landschap.

 

De toekomst
Minstens zo onzeker is de toekomstige positie van de band zelf. De vraag lijkt niet of Bloc Party weer uit elkaar zal vallen, maar wanneer. Een zekerheid is dat de formatie, met Harris en Bartle aan boord, deze zomer verscheidene festivals in de Verenigde Staten en Europa aandoet.

Op vrijdag 17 juni, bijna drie jaar na hun vorige passage, staan de bandleden weer op Best Kept Secret. We zullen er zijn. We zullen dansen en zingen. We zullen ongetwijfeld niet de enigen zijn. Bloc Party blijft een aantrekkelijke liveband, al is het maar onder het motto: “Gelukkig hebben we de hitjes nog.” Als het oude Bloc Party niet meer bestaat, is het nieuwe Bloc Party nog altijd hun beste coverband.

Na de show zal de hoop weer even aangewakkerd zijn. De hoop waarop? Een nieuwe ‘Silent Alarm’? Een nieuwe ‘Weekend’? De oude Bloc Party? Diep van binnen weten we allemaal dat het tevergeefs is. We kunnen net zo min verwachten dat Bloc Party volgend jaar met een nieuwe ‘Silent Alarm’ op de proppen komt als dat we kunnen verwachten dat Radiohead dit jaar plotseling een tweede ‘Pablo Honey’ uitbrengt of Muse een tweede ‘Showbiz’: we hebben simpelweg niet te maken met dezelfde band als in de beginjaren.

Dat betekent, als je je verwachtingspatroon weet bij te stellen, niet dat de volgende plaat van Bloc Party automatisch een teleurstelling zal zijn. Je weet wat ze zeggen: zes keer is scheepsrecht. Ik heb niet veel opgestoken van de wiskundelessen op de middelbare school, maar min maal min moet ooit in plus uitmonden, zelfs bij Bloc Party.