Interview

Judy Blanks soul search is afgerond: “Geen bullshit, geen click track, geen computer, geen beats. Dát is compromisloos liedjes maken”


20 september 2018

Ze ging, zocht en overwon. In 2013 haalde Judy Blank op piepjonge leeftijd de finale van het tv-programma De Beste Singer-Songwriter van Nederland. Een jaar later kwam ze met debuutplaat When The Storm Hits. De storm bleef echter uit. Het bracht haar aan het twijfelen. Het gevoel was niet goed. Was het muzikantenbestaan wel aan haar besteed? Om afleiding te zoeken, pakte ze het vliegtuig naar de VS. Het plan was om vooral niet met muziek bezig te zijn, maar de slotsom was dat Blank zichzelf in het land van hoop en dromen hervond. Sterker nog: ze vond zichzelf opnieuw uit. Het resultaat is de in Nashville opgenomen frisse folkpopplaat Morning Sun.

Tekst Niels Steeghs
Foto’s Nikki van de Poel 

Net als haar muziek klinkt Blank fris en opgewekt. Het glas is halfvol, haar zelfvertrouwen is exponentieel toegenomen en de nog steeds jonge liedjesschrijfster uit Utrecht vond een koers die bij haar past. De telefoon wordt met een enthousiaste begroeting opgenomen. En komende veertig minuten verdwijnt de spontaniteit en het enthousiasme niet meer. “Ja, er komt momenteel wel veel over me heen”, erkent ze. “Maar ik ben nu heel erg relaxed. Ik kan het loslaten nu de plaat eenmaal uit is. En bovendien kan ik nu toch niks meer verzieken, haha.”

De in het Gelderse Aalst opgegroeide Blank ging inmiddels al meermalen moederziel alleen naar Amerika. “Wat er nu allemaal gebeurt, dat heb ik niet echt zien aankomen. Met deze plaat wilde ik gewoon iets maken wat ik zelf te gek vond, zonder verwachtingen van anderen. Daarom vond ik het ook zo relaxed daar in mijn eentje aan te werken in Nashville. Ik heb alles daar zelf geregeld. Zonder een label. Eigenlijk pas toen ik iets had waar ik trots op was, toen kwam er aandacht van andere mensen. En dat is wel heel cool, dat het niet andersom is gegaan. Ik had absoluut een andere plek nodig dan Nederland om deze plaat te maken. Soms helpt het heel erg om op een andere plek te zijn. Het is bij mij het reizen dat iets aanwakkert. Zo ging het ook met die plaat.”
In de VS leerde Blank de kunst van het netwerken door spontane ontmoetingen en via nieuwe vrienden. Want liedjes maken, verbindt. “Ik heb zo ontzettend veel vette muzikanten leren kennen, gewoon in de supermarkt of in de koffiezaak. Daar kwam bijvoorbeeld Rayland Baxter binnenlopen, dat is iemand die ik helemaal te gek vind. Dat inspireert. Omdat die hele stad zo vol zit met goede muzikanten wil je zelf goede muziek maken, niet de kantjes er vanaf lopen. Ik wil het allerbeste. Aan de ene kant is dat heel erg perfectionistisch, aan de andere kant geeft dat een gezonde werkdruk. Het was heerlijk dat te kunnen doen, midden in die scene. In Nederland gaat het meer om wat voor stunts je uithaalt of hoe je in het nieuws komt of dingetjes doet via Instagram. Het gaat minder om de muziek, meer om wat je er omheen doet. Daar draait het echt om het liedje. Dat is waar ik heel erg in geloof en van geniet.”

“In Nederland gaat het meer om wat voor stunts je uithaalt of hoe je in het nieuws komt of dingetjes doet via Instagram”

Volgens een goede Amerikaanse traditie vond Blank zichzelf opnieuw uit. Ten tijde van haar debuut waren haar liedjes puur piano-georiënteerd. Ze ging doelbewust zonder piano overzees. “Ik had het niemand verteld, maar ik had het wel een beetje opgegeven na die vorige plaat. Ik besloot een break te nemen en twee maanden naar Louisiana te gaan. Toch kon ik het niet laten op te treden. Omdat ik geen piano had daar, ben ik maar gitaar gaan spelen. Met een paar akkoorden had ik al snel een paar liedjes geschreven. En toen werd ik uitgenodigd om op de radio te komen spelen en een week later op een showcase. Ik zat aan de andere kant van de wereld en opeens werd ik serieus genomen. Bij de vorige plaat vroegen mensen weleens wat voor liedjes ik maakte. En dan antwoordde ik: ‘Euh, ja, een soort van alternatieve pianofolkpop of zoiets’. Ik kon het niet eens benoemen. Nu is dat zo duidelijk voor mezelf. Gewoon folk of Americana. Het is een niche, maar wel eentje waarin ik me goed en begrepen voel. Als mensen het mooi vinden is dat fijn, als ze het niet mooi vinden is dat ook prima. Ik kan nu veel beter relativeren. Als ze het niks vinden, dan luisteren ze maar iets anders. En ik ben er trots op, dat is voor mij wel mijn grootste winst op persoonlijk vlak. Als iemand een oud liedje van me opzet, dan vraag ik of ze het alsjeblieft af willen zetten.”

Ze leerde veel in de zuidelijke Amerikaanse staten. Over muziekbeleving, over een immense folkcultuur die nog altijd van generatie op generatie wordt doorgegeven en over het werkethos. Ze mocht van dichtbij meemaken hoe dat is, toen ze als stagiaire voor de klas stond in Louisiana. “Er zit een ontzettende geschiedenis die ook volop wordt gebruikt in de lessen daar. Mijn helden van The Wood Brothers bijvoorbeeld, die bleken ook één van die klassieke folksongs gecoverd te hebben. Daar kwam ik later pas achter. En zo ging ik op zoek naar andere oude folksongs. Die kwam ik weer tegen in covers door Simon & Garfunkel, Crosby, Stills, Nash & Young en noem ze allemaal maar op. Wij als Nederlanders kennen dat Amerikaanse muzikale erfgoed helemaal niet zo. Daarom was het zo speciaal voor mij om daar op te nemen. Omdat ik het gevoel heb dat de muziek die ik tof vind daar vandaan komt. Ergens voelde dat dus logisch. Ik zat er middenin. En hoe raar het misschien ook klinkt, ik durfde daar meer.”

“Wij als Nederlanders kennen dat Amerikaanse muzikale erfgoed helemaal niet zo”

“Mensen zijn in Amerika ook veel meer met die teksten bezig. Als ik voor een publiek sta, dan merk ik dat mensen heel erg naar die liedjes luisteren. Ze kunnen wel vinden dat ik mooi kan zingen, maar wat ik nog vetter vind, is dat ik dat heb geschreven. Dat mijn gedachten en gevoelens die eerst nog in mij zitten een uur later op papier staan. Om daar de waardering voor te krijgen, dat betekent heel veel voor mij. Dat die waardering daarvoor hier minder is, dat komt omdat wij geen native speakers zijn.”

Second glass of red wine, water in my eye
You always start to paint right where I draw the line

Before you make me believe I’m colorblind
– Tangled Up In You

 

 

 


Een dikke knipoog naar nog zo’n klassieke held, Bob Dylan. Het zijn regels waar Blank trots op is, vertelt ze. “Hoe ik er op kwam, weet ik niet. Het gaat over een relatie. Over iemand die altijd over die lijn heen gaat, doet alsof ik gek ben. Later schrok ik er van hoe echt dat gevoel was. Soms denk ik echt van: heb ik dat gemaakt? En dan wil je nog een keer zoiets maken. Maar dat valt niet af te dwingen. Ik blijf wachten tot er iets komt. Als ik een film kijk op Netflix en er komt een mooi zinnetje voorbij, dan noteer ik die ook. Of dingen die mensen op een podium zeggen. Jeff Tweedy zei laatst bijvoorbeeld iets over Amerika en Trump, dat er over twee jaar een nieuwe verkiezingsdag is en we het tot die tijd moesten zien te rooien. Toen zei iemand uit het publiek: ‘Now we’re gonna cry!’ En hij reageerde: ‘No! No time for tears!’ Op dat moment zat ik heel erg in die release en was ik druk. Zo druk dat ik er bijna verdrietig van was. Maar ik moest gewoon door. Dingetjes afmaken. Dus dat zinnetje raakte me op dat moment.”

Eerder in het gesprek noemde Blank al haar helden van The Wood Brothers. Er gaat, zo erkent ze zelf, geen interview voorbij waarin ze niet genoemd worden. Die band uit Nashville was één van haar belangrijkste ingangen voor de muziek die ze nu maakt. Een soort rolmodel voor hoe zij het vooral zelf wil doen. “Op plaat spelen The Wood Brothers zoals ze het live ook doen. Gewoon met z’n drieën die liedjes zo mooi mogelijk invullen. Een pure, heldere sound waar de tekst en het liedje centraal staan. Dat vond ik te gek. Zij kunnen een zaal helemaal rocken en helemaal stil krijgen door heel goede liedjes te schrijven. Geen bullshit, geen click track, geen computer, geen beats. Echt prachtig. Dát is compromisloos liedjes maken.”

“Door hen heb ik heel veel Americana-playlists ontdekt. Een aantal van die onbekende artiesten heb ik afgelopen zomer ontmoet, kicken. Er is daar ook niet het stoffige stigma op Americana dat er hier wel bestaat. Hier is het al snel van: ‘waar zijn de baarden?’ De liedjes zijn vanuit een gevoel geschreven, die artiesten maken muziek zonder poespas. Neem de plaat van Michael Kiwanuka, Home Again. Dat is een prachtplaat. Alleen instrumenten, heel erg smaakvol ingekleurd, het blijft organisch. ‘Ik verkies altijd menselijke ritmes boven computerritmes’, zei hij. Dat heeft heel lang in mijn hoofd gezeten. Niet eindeloos zagen tot een liedje eindelijk een keer af is, want dan blijf je bezig.”

Judy Blank kijkt vanonder haar blonde krullenbos inmiddels met een stuk meer bravoure de wereld in. Missie geslaagd. Morning Sun is een volwassen plaat. De frivoliteit, het tekstuele venijn, maar vooral ook de levenslust. Het advies zichzelf te blijven was één van de beste adviezen die ze kreeg in Nashville, vertelt ze. “De tourmanager van Rival Sons was toevallig bij een optreden dat ik deed. Dat was in een kroeg waar veel van die countrydames speelden, die zien er serieus allemaal hetzelfde uit. Wit, te laag uitgesneden topje, lange haren met perfecte krullen er in, make-up, lichtblond haar en een kapotte spijkerbroek met cowboylaarzen. En al die liedjes klinken ook hetzelfde. Wat ik deed, was anders en daardoor had ik maar een deel van die zaal mee. Die tourmanager kwam na afloop naar me toe en die zei tegen me dat ik vooral moest blijven doen wat ik deed, want van die andere meisjes zijn er al zoveel. Hij adviseerde me dat te omarmen. Het gras lijkt misschien soms groener aan de overkant, maar muziek moet gelijk staan aan wie je bent. Mensen horen echt wel of het authentiek is.”

De psychologische reis is ten einde, Judy Blanks soul search is afgerond. Voor nu. Want de onzekerheid en de zoektocht blijft altijd. Maar wat er nu gebeurt, zet voor Blank het verleden wel in een ander perspectief, al is ze de eerste om te erkennen dat het zeker niet allemaal negatief was. “Ik heb wel gewoon die liedjes geschreven toen ik nog superjong was. Ik was 19. Nu ben ik 23 en nog steeds superjong. Het voelt alsof ik eerder door de stroop kroop. Nu kan ik gefocust vooruit. Je leert heel veel als er iets mis gaat. Door dat alles heb ik wel een beetje meer schijt gekregen aan dingen. De dingen staan wat meer in perspectief. Vroeger kon ik er mee zitten dat 3FM mijn liedje niet draaide, terwijl ik zo mijn best had gedaan. Ik heb nu ook geen plaat gemaakt waarmee ik bevestiging zoek. Voorheen mopperde ik over wat ik niet had, nu kan ik genieten van wat ik wel heb. Dat mensen tegen wie ik opkijk graag met me willen samenwerken. De grootste winst die ik heb behaald de afgelopen jaren is dat ik me serieus genomen voel.”