Interview

INTERVIEW: Jonathan Wilson


5 februari 2014

Sommige mensen zijn gewoon gemaakt om muziek te maken. Zo iemand is Jonathan Wilson. Hij trad 8 december voor een, geheel terecht, uitverkochte Tivoli de Helling. Ik sprak de muzikale alleskunner voor zijn show over zijn lange weg naar succes en zijn nieuwe album ‘Fanfare’, waar hij ondanks zijn gestotter nog altijd heel relaxt over kan vertellen.

Je muziek zou je kunnen beschrijven als muziek voor ‘on the road’. Geniet je nu echt van het toeren en inspireert het je bij het maken van muziek?
“Toeren is altijd een heerlijke ervaring. Het is natuurlijk wel hard werken, maar ik zie het nooit als een verplichting. Zeker nu ik het zo druk heb, is dit de enige vorm van een ‘road trip’ die ik de komende tijd mee zal maken. Bovendien is dit onze uitgerekende kans om te delen waar we de laatste tijd zo hard aan gewerkt hebben. Muzikant zijn is ook gewoon een baan, maar wel een fantastische baan.”

Je eerste soloalbum ‘Frankie Ray’ kwam in 2007, op de 32e, uit. Hoe zag je leven als muzikant er tot die tijd uit? Hoe ben je in muziek verzeild geraakt?
Al sinds mijn dertiende speelde ik in coverbandjes en trad ik op in kleine cafés. Op mijn negentiende ben ik met wat spullen en mijn gitaar op mijn rug naar Californië vertrokken om het te ‘maken’. Dat leidde al snel tot een teleurstelling, waarna ik terugkeerde naar mijn thuishaven in North Carolina. Daar richtte ik een eigen band op, Muscadine. We brachten één album uit in 1998, dat was nog in de tijd dat platenmaatschappijen enorme deals en voorschotten uitkeerden. Kort daarna viel de band uit elkaar en vertrok voor een tweede keer naar Californië waar ik tot 2003 een beetje rondbanjerde en liedjes schreef. Ik heb in die tijd ook veel bijgeklust door gitaren te maken en te repareren. Op een gegeven moment was dat zelfs een fulltime baan. Daar heb ik als muzikant en producer natuurlijk ook veel aan gehad.  Zo’n tien jaar geleden ben ik in New York begonnen met wat jaren later mijn eerste soloplaat zou worden. Uiteindelijk ben ik wéér richting de west coast gegaan om in LA te settelen, waar ik het album heb opgenomen. Nu klinkt het alsof ik als een soort troubadour van stad naar stad heb getrokken, maar ik heb in al die tijd muziek geschreven en opgenomen en bovendien nog allerlei apparatuur verzameld voor mijn studio in LA.”

Met je eerste twee albums heb je deze tijdrovende werkwijze toegepast, maar het maken van ‘Fanfare’ kostte je maar negen maanden. Ben je dit keer veel pragmatischer te werk gegaan?
Eén van de dingen die het proces erg versnelde was dat mijn band voor dat we studio in gingen vier of vijf nummers al een tijdje live speelde. Het vormen van het album, zoals de b-tracks en het orkest heeft wat langer geduurd. Het produceren heb ik helemaal alleen gedaan, dan kick ik iedereen het huis uit, omdat dat voor mij echt diepe concentratie vereist.”

Je zit dus veel achter de knoppen. Beschouw je jezelf meer als muzikant of producer?
Bij mij zijn die twee onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Bijvoorbeeld, in New York werkte ik vaak als sessiemuzikant. Ik deed toen vaak alsof ik contrabas speelde of drumde, gewoon omdat ik al het fijne van het vak wilde leren. Nu kan ik me als producer beter plaatsen in iedereen die meespeelt op de plaat, ongeacht welk instrument hij of zij speelt. Ik stel me altijd heel nederig op ten opzichte van de muziek. Je ziet veel muzikanten dingen doen om hun eigen ego een boost te geven, maar daar heb ik het nooit voor gedaan.”

Op ‘Fanfare’ collaboreer je met veel andere muzikanten en niet de minsten. Grote namen als Nash, Crosby en Wilco komen voorbij. Hoe kreeg je al die mensen zover om met jou samen te werken?
Door al mijn gereis en gespeel heb ik al deze mensen leren kennen. En zij waren gelukkig bereid om samen te werken voor dit album. Van rondtrekken met een gitaar op je rug kun je een behoorlijk netwerk opbouwen!”

Al je albums heb je in je studio in LA opgenomen, zou je ook ergens anders willen opnemen?
Absoluut! IJsland was inspirerend, daar zie ik mezelf nog iets opnemen. Aankomende zomer ga ik ook in Nashville opnemen. Dat gaat echt tof worden. Een knusse woonkamer met een houtkacheltje lijkt me wel een ideale omgeving om muziek te maken.”

De relaxte Californische vibes zijn goed te horen op je album. Ben je altijd zo ‘laid back’?
Een paar jaar terug, voor het succes van ‘Gentle Spirit’, rond de tijd van mijn eerste album viel alles net niet op zijn plek. Ik zat ook nog met mijn management in een clinch. Dat waren voor mij tijden vol frustratie en stress. Maar ook in die tijden waren mijn liedjes mijn steun en toeverlaat. Maar nu ben ik omsingeld door een fantastisch team van muzikanten en technici die me door dik en dun ondersteunen.“

Nog laatste wijze woorden voor de gestreste Nederlanders onder ons?
Keep it on the up and up! And trust your gut!”