Album Review

Insecure Men’s debuut gaat over Gary Glitter en gruwelijk saaie Engelse wijken maar klinkt toch hartstikke Hawaiiaans


23 februari 2018

Saul Adamczewski is misschien wel een van de meest belangrijke gitaarsuperhelden van de 21e eeuw. Zijn nasty lines zijn de spin van Fat White Family, daar waar die smerige lyrics overheen gespit worden. Maar de Fat Whites, das war einmal. Adamczewski sloeg de handen ineen met Childhood-frontman Ben Romans-HopcraftInsecure Men is geboren. Op het titelloze debuut vind je liedjes over duffe Londense wijken, Cliff Richard en dat alles met een Hawaiiaanse vibe 

Het zou iets te maken kunnen hebben met Adamczewski’s onstuimige verleden. Na een hevige verslaving aan crack en heroïne, de vloer van een vriend als huis hebben en een bezoek aan rehab, zijn de liedjes die hun weg naar het Insecure Men debuut gevonden hebben juist vrij poppy, tropisch en dat alles met een 70’s feel. Alleen al lofi opener Subaru Nights, in New York opgenomen met Sean Lennon, waar dromerige synths en laid-back zang de overhand hebben. De Londenaar lijkt een draai van 180 graden te hebben gemaakt en de ellende achter zich te laten. 

Die retro pop en psychedelische tropische sound zit verweven in de hele plaat. Oud-klasgenoot Romans-Hopcraft lijkt ‘m goed te doen, zoals op het schuifelwaardige All Women Love Me, of I Don’t Wanna Dance (With My Baby) waarin de gitaren zelfs wat klinken als Bowie ten tijde van Hunky Dory. Maar Adamczweski zou Adamczweski niet zijn als-ie niet ook af en toe op het randje van rariteit zou balanceren, door te zingen over wijlen Whitney Houston (Whitney Houston & I) en Cliff Richard (Cliff Has Left The Building). Zelfs Gary Glitter komt langs op Mekong Glitter, de meest uptempo-track op de plaat, dat het verhaal van de ex-popster en crimineel vertelt vanuit zijn perspectief. In plaats van zulke gevoelige onderwerpen te schuwen, gaat de band er juist mee aan de haal. Dat is precies waarom de plaat blijft boeien.    

Regelmatig klinkt Insecure Men ook ongelooflijk Engels. Neem The Saddest Man In Penge, waarin Adamczewski zelf het lijdend voorwerp is. Zijn moeder woont er nog steeds en niet alleen is Penge een plek waar je vanzelf wel enigszins mistroostig van wordt, zo laat hij het op een fake happy-achtige wijze ook klinken. In amper twee minuten wordt er een beeld opgeroepen van doen alsof je leven best gezellig is, inclusief vrolijke blaasinstrumenten, maar ondertussen hang je de hele dag maar wat voor de tv en zitten er vlekken op de muur. Of Heathrow, waarin je het automatisme dat heerst op een vliegveld bijna voelt: inchecken, bliep, bagage, bliep, en maar wachten. Traag, als een lounge, maar wel op een goede manier. Welkom in de suburbs.  

Het geluid van Insecure Men kon bijna niet verder weg liggen dan de bands waar hun roots liggen. Het laat een persoonlijke ommekeer zien, het resultaat van je overlopende hoofd omtoveren tot een belangrijk muzikaal document. Ja, Adamczewski kan het nog steeds.